Hoofdstuk 1 Werken Aan Geschiedenis PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Dit document behandelt hoofdstuk 1, Werken Aan Geschiedenis, met een nadruk op de relatie tussen verleden, heden en toekomst, alsmede historische vragen en bronnen.
Full Transcript
HOOFDSTUK 1 WERKEN AAN GESCHIEDENIS DEEL 1 WAT IS DE RELATIE TUSSEN HET VERLEDEN, HET HEDEN EN DE RELATIE VERLEDEN-HEDEN-TOEKOMST TOEKOMST? RELATIE VERLEDEN-HE...
HOOFDSTUK 1 WERKEN AAN GESCHIEDENIS DEEL 1 WAT IS DE RELATIE TUSSEN HET VERLEDEN, HET HEDEN EN DE RELATIE VERLEDEN-HEDEN-TOEKOMST TOEKOMST? RELATIE VERLEDEN-HEDEN-TOEKOMST we onderzoeken wat in het verleden is gebeurd MAAR staat niet los van heden en toekomst verschillen en gelijkenissen tussen actuele en historische fenomenen mensen gebruiken verleden om verschillende redenen gevolg: vergelijken heden en verleden MAAR kan worden beïnvloed door onze standplaatsgebondenheid = de bril waarmee we naar het verleden kijken hier moeten we altijd rekening mee houden! WAT IS GESCHIEDENIS? hoe weten we wat er in het verleden is gebeurd? En hoe komen we dus tot geschiedenis? RECONSTRUCTIE OVERGELEVE MAAKT VIA VAN RD WORDEN GEÏNTERPRETEERD DOOR ONDERSCHEID TUSSEN HET VERLEDEN EN GESCHIEDENIS RECONSTRUCTIE VAN HET VERLEDEN geschiedenis = reconstructie van het verleden werd gemaakt door historici (= iemand die het verleden onderzoekt) aan de hand van bronnen (die ook neergeschreven werden door een auteur!) reconstructie kan ook fout lopen: 1. bij de bron zelf: auteur interpreteert gebeurtenissen vanuit eigen standpunt 2. bij de historici: kunnen bron fout interpreteren om fouten te voorkomen moeten we de historische kritiek toepassen DEEL 2 WELKE DIMENSIES ONDERSCHEIDEN WE IN DE GESCHIEDENIS? HISTORISCH REFERENTIEKADER HISTORISCH REFERENTIEKADER een historisch referentiekader opbouwen is nodig voor de historische kritiek historisch referentiekader bestaat uit drie dimensies: 1. tijd 2. ruimte 3. maatschappelijke domeinen nodig om gebeurtenissen in tijd, ruimte en maatschappelijke domeinen te kunnen situeren 1. TIJD je moet historische informatie chronologisch kunnen ordenen historici gebruiken hiervoor een tijdlijn: VROEGMODER HEDENDAAG MODERNE KLASSIE PREHISTORIE OUDE NABIJE TIJD TIJD TIJD NE KE SE OOSTEN OUDHEI D 3500 V.C. 800 V.C. 500 1450 1750 1945 1. TIJD VROEGMODER HEDENDAAG MODERNE KLASSIE PREHISTORIE OUDE NABIJE TIJD TIJD TIJD NE KE SE OOSTEN OUDHEI D 3500 V.C. 800 V.C. 500 1450 1750 1945 3500 V.C. = ontwikkeling schrift 500 = val van het WRR (476) 1750 = industriële revolutie + 8OO V.C. = oprichting stad Rome 1450 = uitvinding boekdrukkunst Franse Revolutie (volgens de + (1789) legende) ontdekking Amerika + (1492) 1945 = einde WOII ontstaan stadstaten + rond val van het ORR Middellandse Zee (1453) + 1. TIJD tijdlijnen hebben ook beperkingen: 1. gelden vaak enkel voor een bepaalde ruimte (bv. onze eurocentrische tijdlijn) 2. lijkt alsof er geen continuïteit is in de geschiedenis 3. leggen nadruk op nieuwe evoluties (MAAR niet alles verandert overal even snel) 4. breukmomenten zijn vaak beperkt tot bepaalde maatschappelijke domeinen 5. tijdvakken zijn opgesteld na de feiten deze beperkingen ontstaan omdat ze opgesteld worden door historici zijn opgesteld na afspraken tijdvakken en namen van periodes zijn dus gekozen 1. TIJD in andere gebieden bestaan tijdlijnen die anders zijn opgedeeld: CHINESE TIJDLIJN TIJDLIJN VERENIGDE STATEN VAN NEDERLANDSE TIJDLIJN AMERIKA 1. TIJD zelfs de jaartelling loopt niet overal gelijk: ISLAMITISCHE KALENDER JOODSE KALENDER ETHIOPISCHE KALENDER 1. TIJD om gebeurtenissen in de tijd te plaatsen gebruik je structuurbegrippen: tijdsaanduidingen: millenium – eeuw – jaar tijdrekening – chronologie – periode continuïteit – verandering breuk – duur evolutie – revolutie gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid deze structuurbegrippen moet je kunnen herkennen en gebruiken! 2. RUIMTE je moet historische informatie kunnen plaatsen in de ruimte hiervoor kan je historische kaarten gebruiken: KAART EUROPA (CA. 1450) KAART EUROPA (CA. 2021) 2. RUIMTE om gebeurtenissen in de ruimte te plaatsen gebruik je structuurbegrippen: lokaal – regionaal – mondiaal continentaal – maritiem stedelijk – ruraal westers – niet-westers deze structuurbegrippen moet je kunnen herkennen en gebruiken! 3. MAATSCHAPPELIJKE DOMEINEN je moet historische informatie ook kunnen indelen in de maatschappelijke domeinen: de verschillende maatschappelijke domeinen spelen altijd op elkaar in! 3. MAATSCHAPPELIJKE DOMEINEN bij welke maatschappelijke domeinen horen de volgende bronnen? 5. 1. 3. 6. 2. 4. 7. DEEL 3 WELKE VRAGEN STELLEN WE OVER HET VERLEDEN HISTORISCHE VRAAGSTELLING ONTWIKKELEN OM ER MEER OVER TE WETEN TE KOMEN? SOORTEN HISTORISCHE VRAGEN historisch denken begint altijd bij een historische vraag er zijn verschillende soorten historische vragen: 1. over het verleden zelf 2. over de relatie verleden-heden 3. over de totstandkoming van historische kennis 4. over historische beeldvorming probeer deze soorten vragen te herkennen in de leerstof (titels, tussentitels, alinea’s, …) HISTORISCHE VRAAGSTELLING historische vragen moeten altijd gesitueerd worden in het historisch referentiekader: 1. tijd 2. ruimte 3. maatschappelijk domein zorg ervoor dat je altijd kan aangeven of historische vragen goed zijn opgesteld of niet zorg ervoor dat je zo zelf ook historische vragen kan opstellen! HISTORISCHE VRAAGSTELLING zijn de historische vragen hieronder correct opgesteld? DEEL 4 HOE MOETEN WE BRONNEN GEBRUIKEN OM KRITISCH REDENEREN MET EN OVER BRONNEN HET VERLEDEN TE BESTUDEREN? REDENEREN MET EN OVER BRONNEN historisch verhaal opgesteld uit historische bronnen (= redeneren met bronnen) MAAR we moeten kritisch zijn voor deze historische bronnen (= redeneren over bronnen) redeneren over bronnen via de historische kritiek wetenschappelijke methode historici passen dit toe om bronnen te onderzoeken kan ook voor het dagelijkse leven gebruikt worden (bv. fake news) 1. SOORTEN BRONNEN om bronnen te interpreteren moet je verschillende soorten onderscheiden: 1. historische bron historisch werk 2. primaire bron secundaire bron 3. geschreven bron ongeschreven bron de soorten zijn afhankelijk van de historische vraag die je onderzoekt! zorg dat je voor elke bron de soort kan benoemen (afhankelijk van de historische vraag) 1. SOORTEN BRONNEN historische bron historisch werk = = overblijfselen of overleveringen uit het overblijfselen of overleveringen uit het verleden die zijn ontstaan zonder verleden die pas zijn ontstaan na onderzoek van andere bronnen onderzoek van andere bronnen bv. iemand schrijft in zijn dagboek bv. iemand wil weten wat de persoon neer wat hij/zij heeft meegemaakt die die het dagboek heeft geschreven dag heeft meegemaakt die dag. Daarvoor moet hij het dagboek (een andere bron) onderzoeken. 1. SOORTEN BRONNEN primaire bron secundaire bron = = gemaakt in de tijd die we onderzoeken gemaakt lange tijd na de tijd die we onderzoeken bv. iemand schrijft in 1940 over de bv. een historicus schrijft in 2023 over inval van de Duitsers in België tijdens de inval van de Duitsers in België WOII tijdens WOII 1. SOORTEN BRONNEN geschreven bron ongeschreven bron = = bronnen waar de klemtoon ligt op de bronnen die vooral niet-schriftelijk zijn geschreven/getypte tekst van aard bv. een geschreven tekst over de bv. voorwerpen, mondelinge periode van de kruistochten getuigenissen, afbeeldingen, filmpjes, … 2. BRUIKBAARHEID VAN BRONNEN om antwoord te zoeken op historische vraag nood aan bruikbare bronnen doel = achterhalen welke bronnen je kan gebruiken voor onderzoek bruikbaarheid hangt dus samen met de historische vraag die je onderzoekt een bron hoeft niet betrouwbaar te zijn om bruikbaar te zijn! 3. BETROUWBAARHEID VAN BRONNEN doel = betrouwbaarheid van de bron achterhalen door context te onderzoeken betrouwbaarheid achterhalen door historische kritiek toe te passen: 1. stel de vraag: WIE is de auteur van de bron? 2. stel de vraag: WAAR is de bron gemaakt? 3. stel de vraag: WANNEER werd de bron gemaakt? 4. stel de vraag: WAAROM heeft de auteur deze bron gemaakt? 5. stel de vraag: VOOR WIE heeft de auteur deze bron gemaakt? standplaatsgebondenheid van de auteur is hierbij heel belangrijk! 3. BETROUWBAARHEID VAN BRONNEN elke bron is gemaakt vanuit bepaald standpunt = nooit neutraal betrouwbaarheid van een bron hangt ook af van de historische vraag die je onderzoekt! onbetrouwbare bron is dus niet meteen onbruikbaar vergelijk altijd meerdere bronnen om niet in de val te lopen van een onbetrouwbare bron! 4. REPRESENTATIVITEIT VAN BRONNEN bronnen geven niet altijd gedeelde mening weer uit de tijd die we onderzoeken daarom belangrijk om altijd na te gaan of een bron representatief is voor een samenleving contextinformatie van bron achterhalen en rekening houden met: 1. hoeveel van dezelfde soort bronnen er zijn 2. op hoeveel gevallen de informatie in de bron van toepassing is 3. op hoeveel informatie de schrijver van de bron zich heeft gebaseerd een bron hoeft niet representatief te zijn om bruikbaar te zijn! 5. BEWERKTE BRONNEN bronnen worden niet altijd in originele staat aangeboden daarom rekening houden met: 1. de gegeven contextinformatie (nodig om betrouwbaarheid te bepalen) 2. de wijze en mate van bewerking (vertaling, uittreksel, bewerking, …?) deze zaken moet je in het bijschrift van de bron terug kunnen vinden betekenis van de tekst van een bron kan veranderen door de manier van presentatie 5. BEWERKTE BRONNEN bespreek de presentatie van de volgende bronnen: DEEL 5 HOE HOUDEN WE REKENING MET HET BEELD DAT WE KRIJGEN OVER HISTORISCHE BEELDVORMING HET VERLEDEN? HISTORISCHE BEELDVORMING historische beeldvorming = het beeld dat we krijgen over historisch onderwerp na onderzoek dit komt pas tot stand na historische redeneerwijzen te gebruiken om informatie te verbinden: aanleiding – oorzaken – gevolgen continuïteit – verandering evolutie – revolutie gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid deze redeneerwijzen moet je gebruiken om historische redenering op te bouwen BEPERKINGEN VAN HISTORISCHE BEELDVORMING historische beeldvorming kan echter worden beïnvloed er zijn verschillende beperkingen die dit beeld kunnen beïnvloeden 1. standplaatsgebondenheid van de auteur van de bron 2. foute interpretatie van bronnen door historici 3. bronnen die verdwenen zijn (waardoor er een gat ontstaat in de beeldvorming) 4. bronnen die onvolledig zijn (waardoor een fout beeld ontstaat) historici evalueren elkaars werk om foutieve historische beeldvorming te voorkomen BEPERKINGEN VAN HISTORISCHE BEELDVORMING historische beeldvorming kan hierdoor veranderen en uitbreiden: geschiedenis is een wetenschap die constant evolueert! EVALUEREN VAN HISTORISCHE BEELDVORMING door deze beperkingen is het belangrijk om zelf historische beeldvorming te evalueren daarom rekening houden met: 1. het perspectief van de bron (tijd – ruimte – maatschappelijk domeinen) 2. de gebruikte argumentatie: welke redeneerwijzen komen aan bod? 3. standplaatsgebondenheid van de auteur belangrijk om altijd bronnen te vergelijken! WAT MOET JE KENNEN EN KUNNEN? volgende begrippen gebruiken en uitleggen: standplaatsgebondenh historici historische kritiek eid historisch eurocentrisme historische bron referentiekader historisch werk primaire bron secundaire bron historische geschreven bron ongeschreven bron beeldvorming alle krachtlijnen van historisch denken in voorbeelden herkennen en benoemen alle krachtlijnen van historisch denken kunnen toepassen het onderscheid tussen het verleden en geschiedenis uitleggen mogelijke fouten bij de reconstructie van het verleden benoemen HOOFDSTUK 1 WAT MOET JE KENNEN EN KUNNEN? de westerse tijdlijn aanvullen met de correcte tijdvakken en hun begin- en einddata een voorbeeld van een andere (dan de westerse) tijdlijn benoemen en het verschil uitleggen een voorbeeld van een andere (dan de westerse) jaartelling benoemen en het verschil uitleggen gebeurtenissen bij het juiste maatschappelijk domein plaatsen voor historische vragen kunnen aangeven of deze correct opgesteld zijn of niet de beperkingen van historische beeldvorming benoemen en met voorbeelden aantonen HOOFDSTUK 1