Het Ontstaan van de Industriële Samenleving PDF

Summary

These are lecture notes on the ontstaan van de industriële samenleving (rise of the industrial society). It covers topics such as the industrial revolution, economic development, political evolution, and the social impact of industrialization. It also discusses key figures like Adam Smith, Karl Marx, and events like World War I.

Full Transcript

Geschiedenis: Het ontstaan van de industriële samenleving Voor 1750 - Veel productie goederen - Handarbeid en thuisarbeid - Platteland - Kleine en donkere ruimtes - Laag aantal arbeiders - Leerjongen – lange leertijden -> Productie = laag & Prijs = hoog Vanaf 1750 -...

Geschiedenis: Het ontstaan van de industriële samenleving Voor 1750 - Veel productie goederen - Handarbeid en thuisarbeid - Platteland - Kleine en donkere ruimtes - Laag aantal arbeiders - Leerjongen – lange leertijden -> Productie = laag & Prijs = hoog Vanaf 1750 - Gemechaniseerde arbeid - Fabrieksarbeid - Steden - Hoog aantal arbeiders & kinderen - Grote ruimtes - Productie = hoog & Prijs = laag 1870 - Wetenschap - Basis consumptiemaatschappij - Nieuwe economische en maatschappelijke systemen 1945 - Globalisering - Informatietechnologie - Vb. Alan Turing De vroegmoderne landbouwsamenleving: Middeleeuwse landbouwsituatie West-Europa - Drieslagstelsel - Handarbeid - Tijdrovend - Opbrengst wisselend – Gevolg: Hongersnood - Granen en lokale groenten -> ziekten en misoogsten Evolutie Groot-Brittannië en de Nederlanden - Enclosure beweging - Nieuwe gewassen dankzij kolonies - Wisselteelt en nieuwe landbouwtechnieken Voordelen: Ziektebestrijding, gespreide oogst en arbeid, bodemverrijking & onkruidbestrijding Groeiend voedselaanbod: - Agrarische innovaties -> Rotatiesysteem = vierslagstelsel -> Keerploeg -> Nieuwe gewassen -> Gemeenschappelijke gronden -> De ploeg: Oude ploeg = Scheurploeg/eengetouw -> Scheurt de grond open Nieuwe ploeg = Keerploeg -> Vruchtbare grond naar boven, de uitgeputte grond naar onder. De demografische transitie: Meer geboortes dan sterftegevallen in Engeland 1721-1781 Oorzaken bevolkingsexplosie 18e eeuw: - Beschikbaarheid voedsel & consumptiegoederen - Medische vooruitgang - Politieke drijfveer voor grotere gezinnen Bescherming tegen ziektes: - Isolatie van besmettingshaarden - Voorzorgsmaatregelen worden bekend en onderzocht - Veranderend voedselpatroon  Kindersterfte daalt Voorbeeld: Lady Mary Montagu – inoculatie tegen pokken – 1721 Afkomstig uit Turkije, ze ziet geneesheren wondjes aanbrengen en ze vervolgens infecteren met bepaalde bacteriën waardoor er antistoffen aangemaakt worden. Doordat de ziekte via wonde js binnenkomt, en niet via het lichaam, is de ziekte minder sterk. Ze brengt dit mee naar Engeland voor haar kinderen. Ze behoort tot de hogere kringen dus deze innovatie verspreidt makkelijk, ook bij de koninklijke families.  Begin van de vaccinaties  Kindersterfte door pokken gaat van 72% -> 2%  Bij volwassenen 5-10% kans op sterfte bij besmetting met pokken Demografische transitie: De overgang van het ene patroon naar het andere. De dag van vandaag, krimpen de families in India. De eerste industriële revolutie: Oorzaken: - Gevolg van de agrarische en medische vooruitgang in Groot-Brittannië en de Nederlanden. - Bevolkingsexplosie -> grotere vraag naar energiebronnen, grondstoffen, afgewerkte producten en snellere productiemethodes. Problemen: - Hoe meer grondstoffen? - Hoe sneller produceren? Schaarste aan energiebronnen: - Ontbossing -> stijging houtskoolprijzen, warmte relatief beperkt - Nood aan nieuwe energiebron = steenkool Zoektocht naar oplossingen: Vuurpomp – Thomas Newcomen ➔ Stoom als drijfkracht ➔ Efficiënter water wegpompen uit mijnen -> toegang tot diepere steenkoollagen & schaalvergroting van steenkoolontginning. Britse bodemrijkdommen en het koloniaal imperium: - Wol en katoen - Hout - Metaalertsen Economisch liberalisme: Adam Smith (1723-1790) – arbeidsherverdeling ➔ Transitie huisarbeid (1 persoon – eindproduct) naar fabrieksarbeid (1 persoon onderdeel - product) => Verhoging productiviteit en rendement “An inquiry into the Nature and the causes of the Wealth of Nations” - Streven naar vrijhandel Gevolg: Internationale arbeidsverdeling – vrije concurrentie & ruilhandel - Handelskapitalisme = beschikbaarheid kapitaal via koloniale handel - Oprichting investeringsbanken en NV’s - Ontstaan nijverheidskapitalisme Groeiende kapitalistische mentaliteit en politieke evolutie: - Belang parlement - Politieke interesse in economie - Elite interesse in prestige & luxe + vele oorlogen - Enclosure movement -> meer kapitaal grondbezitters Wetenschappelijke vooruitgang: Rationalisme en empirisme 17e & 18e eeuw – ontwikkeling wetenschappelijke methode waardoor er verandering was in de manier van kijken op bepaalde problemen. Theorie -> Praktijk Innovaties in de textielindustrie 2 factoren: 1. Bevolkingsgroei 2. Koloniaal imperium levert grondstoffen  Vraag naar katoen stijgt  Technische vernieuwing: wissel tussen spinnen en weven De bestaande weefsel en spintechniek was te arbeidsintensief, daarom 1780: Invoering stoomkracht -> nieuwe machines - Analoge ontwikkelingen 1733: Vliegend schietspoel – John kay 1764: Spinning Jenny – James Hargreaves 1769: Water Frame – Richard Arkwright 1779: Mule Jenny – Samuel Crompton 1785: Stoomweefmachine – Edmund Cartwright  Thuisspinnerijen en weefspinnerijen vallen weg De nieuwe energiebron – Steenkool, Cokes Grotere oven en meer capaciteit 1709: De Cokes-Hoogoven – Abraham Darby - Smeedijzer - Gietijzer James Watt verbetert de Newcomens stoommachine uit 1712 in 1780. * Gietijzer is hard maar breekbaar Transportcrisis drijft innovaties in vervoer: - Eerste spoorweg in Groot-Brittannië tussen Manchester en Liverpool 1826 *Robert Stevenson - België volgt met spoorlijn tussen Brussel en Mechelen 1835 *Dankzij Willem I Van Oranje (Zuidelijke Nederlanden), hij investeerde zwaar in de ijzerindustrie, met onder andere de fabrieken van John Cockreil - Stoomschepen Het netwerk vergroot ten voordele van de ijzerfabrieken. 1850 – industrialisering in Groot-Brittannië is een feit: - Industrie is volledig gemechaniseerd - 40% Bevolking tewerkgesteld 19e eeuw Industriële revolutie waait over naast West-Europa, met als sart de Zuidelijke Nederlanden: - Textiel in de Vlaamse steden - Metaal in Wallonië *België is het land dat direct volgt na Groot-Brittannië. Middeleeuwse situatie was landbouw de grootste factor. Lieven Bauwens heeft van de Engelsen hun textielmachines en geheimen gestolen ze heeft meegenomen naar Zuidelijke Nederlanden en Noord Frankrijk. Napoleon is hier heel dankbaar voor. Samengevat: - Agrarische, medische vooruitgang en de bevolkingsexplosie is de reden waarom de industriële revolutie zo snel plaatsvindt na de agrarische samenleving. Waarom in de 18e eeuw en Europa? - Stijgende vraag goederen - Groeiend aanbod grondstoffen en goederen - Opkomst kapitalistische mentaliteit - Opkomst economisch liberalisme - Politieke wil tot innovatie door in interesse in economie De tweede industriële revolutie: Eind 19e eeuw, 2 landen aan de macht: Zuidelijke Nederlanden en Groot-Brittannië. Ze zorgen ervoor dat dit over de rest van Europa verspreid wordt. Duitsland is economisch het sterkste land. Japan leefde ervoor, in nog een middeleeuwse samenleving. De VS wilt de Japanners intimideren zodat ze hun markt willen openstellen. Op 30 jaar tijd stapt Japan, als enigste land die dit doet, de moderniteit in. Eerste industriële revolutie Tweede industriële revolutie Datering tussen 1750 en Eerste helft v.d. 19e eeuw Datering tussen 1870 en 1914 Voortrekkers: Voortrekkers: - Groot – Brittannië - Duitsland - Zuidelijke Nederlanden - Verenigde Staten Nieuwe grondstoffen: Nieuwe grondstoffen: - ijzer (Gietijzer) - Aluminium - Houtsoorten (tropisch) - Staal - katoen - Plastics Nieuwe energiebronnen: Nieuwe energiebronnen: - Steenkool (cokes) - Olie/Petroleum - Stoom (machines) - Elektriciteit  Technologische revolutie - Meer dan een wereldwijde expansie van de eerste industriële revolutie - Wetenschappelijke grondslag - Snelle en revolutionaire impact op het dagelijkse leven (nieuwe grondstoffen, energie, voorwerpen, communicatie en transportmiddelen) - Innovatie in samenwerking van bedrijven en arbeidsorganisatie Bij de eerste industriële revolutie gaf men praktische problemen aan ingenieurs die voor deze problemen praktische oplossingen zochten. Bij de tweede industriële revolutie, was het veel meer gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek waarbij men vaststellingen deed en daar toepassingen op maakte. Nieuwe energie: petroleum - Steenkool/cokes = te duur -> op zoek naar nieuwe energiebronnen - Ruwe aardolie = mengsel koolwaterstoffen Toepassingen: Verlichting, krachtbron en grondstof voor petrochemische bedrijven. *Voor aardolie als brandstof, was het olie die gewonnen werd uit de jacht op walvissen = walvisolie Men laat benzine ontploffen = ontploffingsmotor mogelijk gemaakt door de ontginning van petroleum Nieuwe energie – elektriciteit ➔ Elektronen in beweging ➔ Enkele voordelen: - Razendsnel - Onuitputtelijk - Zuinig & milieuvriendelijk - Multifunctioneel – elektrotechniek - Makkelijk transporteren en op te slaan - Als je iets wilt opwarmen, dan heeft dat tijd nodig. Als je op elektriciteit rekent dan gaat dit veel sneller. - Ongezuiverde steenkool heeft grote rookontwikkeling (giftige smog) - Onuitputtelijk als het van wind, water en zon komt. Mogelijk wel uitputtelijk als het uit fossiele brandstoffen komt - Je transporteert elektriciteit via kabels en je kan het opslagen in batterijen. Thomas Edisson (onderste) - betere zakenman en wordt succesvol Nikola Tesla (bovenste) - heel veel goede ideeën maar eindigt niet direct succesvol -> concurrenten van elkaar omdat ze beseffen dat elektriciteit de toekomst is. Ze willen elektriciteit voor elk huis in Amerika Ze gaan ideeën zoeken voor elektriciteit op te slagen -> Elektriciteitscentrales Wisselstroom = Alternating current (Tesla) -> Het meest efficiënt & makkelijk omdat je de elektriciteit kan vervoeren onder hele grote spanning over grote afstand. Waardoor er overal voorzien werd van elektriciteit. => begin van moderne elektriciteitsnetwerk. Gelijkstroom = Direct current (Edisson) Bouwstoffen: Breekbaar doordat er groot aantal koolstof in zit. Koolstof moest weg uit staal = verbranden, binding met zuurstof. Ze blazen er zuurstof in waardoor de koolstof naar buiten gaat en het koolstofgehalte daalt. Ruwijzer = gietijzer => Hoog koolstofgehalte Staal is niet zo buigzaam als gietijzer, het is veerkrachtiger dus taaier. Staal heeft een middelmatig koolstofgehalte Gietijzer, is breekbaar. Staal wordt bouwmateriaal. Vb. treinen en sporen - beginnende auto-industrie Siemens en Thomas: verbetering kwaliteit door toevoeging Nikkel Roestvrij staal vanaf 1912 = staal + chroom waardoor het minder snel gaat roesten Einde 19e eeuw: verhoogde productie -> toepassingen in spoorwegen, bruggen, auto’s en machines. Vb. Wolkenkrabbers in VS en de Eiffeltoren in Parijs Aluminium: Goedkoper te produceren dankzij elektrolytisch proces (scheiden via elektriciteit), gemakkelijk verkrijgbaar en licht. Het is ook een goede geleider voor warmte = ideaal constructiemateriaal vb. Vliegtuig Telecommunicatie: Telegraaf – Marconi & Preece ➔ Elektrisch signaal dat wordt gedecodeerd vb. Morsecode … --- … = SOS Telefoon – Alexander Graham Bell ➔ Communicatie over grote afstanden Stemgeluid omzetten in elektrisch signaal, dat terug wordt omgezet in een geluid aan de andere kant ➔ *Volta-prijs ➔ Hij begreep dat het een grote impact had -> geld van de prijs ging hij investeren in het oprichten van laboratoria R&D (Research & development) voor een commercieel bedrijf Radio – Hertz-Tesla-Marconi ➔ Draadloze langeafstand verbinding – elektromagnetische golven ➔ Boten profiteerden hiervan omdat zo draadloos elkaar konden contacteren ➔ Radio operator van een schip = marconist Lichtbronnen – gloeilamp van Thomas Edison – Hij zorgde ervoor dat het draadje niet doorbrand en dat de lamp een commercieel product werd. Een concurrent was Tesla met de ITL lampen. Thomas Edison vond ook de voorloper van de grammofoon uit = fonograaf (geluid opnemen en afspelen) Synthetische stoffen: Bakeliet - Leo baekeland Voorloper van plastiek, synthetisch aangemaakte kunststof = een schakelaar Acetylsalicylzuur (Aspirine) – Felix Hoffmann *Farmacie kent een grote ontwikkeling, het is koortswerend, pijnstillend en ontstekingsremmend Nieuwe industrietakken: - Auto-industrie (Ford – het werk passeert voorbij de arbeider op een automatische manier) - Staal- en aluminium (Bruggen, spoor, auto’s) - Chemische industrie (Farmacie) - Elektrotechnische industrie Arbeidsorganisatie: Taylorisme & scientific management -> Alles wat onnodig is moet eruit… En meer geld geven aan de arbeiders, je hebt een lokmiddel nodig. - Doel = verhoging productie - Vervreemding en afstomping - Kloof tussen arbeider en werkgever -> Opkomst bedrijfspsychologie – aandacht werknemer Werknemers worden vervangbaar en het werk wordt repetitief, herhalend Vervreemding = band met arbeid verliezen, geen connectie meer hebben Afstomping = het is saai en je bent uitgeput op het einde van de dag Taylorsime in de lopende band fabriek van Henry Ford -> arbeider min mogelijk bewegen en nadenken. Schadelijke gevolgen: - Vervroegde dood arbeiders - Machines Industriële en financiële integratie: ➔ Horizontale integratie – We werken samen om sterker te staan, we maken hetzelfde product ➔ Verticale integratie – We leggen stukjes samen om één product te maken Financieel kapitalisme: industrie in handen van banken & holdings Holding = Moederbedrijf met centrale leiding Trust = bedrijven met gemeenschappelijk bestuur Monopoliekapitalisme = Kartel van bedrijven gespecialiseerd in 1 product -> geen concurrentie Oorzaken van de tweede industriële revolutie: - Grote depressie van 1870 = wereldwijde crisis door te snelle industrialisering: overproductie - Economische crisis: werkloosheid, lage lonen - Steenkool heel duur en ijzer is niet sterk genoeg - Nood aan snelle en structurele maatregelen om crisis te verhelpen, zoeken en uitvinden = grondslag! Economische katalysatoren: 16e eeuw – 1750: Ontwikkeling mercantilisme en handelskapitalisme o Producten goedkoop produceren, goedkoop verkopen o Investeren om productieproces in handen krijgen o Menselijke arbeid o Welvaart = inhoud staatskas -> wat de ene natie wint, verliest de andere Vanaf 1750: Ontwikkeling industrieel kapitalisme o Winst maken door besparing op loonkosten o Schaalvergroting = investering in fabrieken o Economie is groter dan de staat Economische cycli: Systeem vanaf de 19e eeuw -> regelmatig terugkerende crisissen - Korte cycli 7-11 jaar = conjunctuurcycli - Lange cycli +- 50 jaar = cycli van Kondratieff Korte en lange cyclus met ups en downs = hausse en recessie Hoogconjunctuur grafiek stijgt, het gaat goed met de economie = toppunt Depressie = dieptepunt -> laagconjunctuur Recessie is wanneer het keert in dalende versie Herstel = wanneer het terug betert Evolutie economie op 2 manieren Kondratieven = lange over de hele tijd heen Belangrijkste landen: VS vanaf helft 19e eeuw -> hoogste piek Duitsland VK voor helft 19e eeuw Zuidelijke Nederlanden Even herhalen 1750: eerste I.R. in West-Europa o Handenarbeid naar gemechaniseerde arbeid o Thuisarbeid naar fabrieksarbeid o Van platteland naar de stad 1870: tweede I.R. o belang van de wetenschap wordt veel groter o grondvesten van de consumptiemaatschappij o Nieuwe economische en maatschappelijke systemen De eerste industriële transitie (vanaf ca. 1750/1770) 1. De demografische transitie 2. De wetenschappelijke revolutie 3. Wijzigingen in de landbouw : het rotatiesysteem - de enclosurebeweging - nieuwe gewassen 4. Nieuwe vorm van bedrijfsorganisatie 5. Veranderende consumptiepatronen 6. De meest succesrijke takken van de industrie : 7. ijzer- steenkool- textiel - transport en communicatie De Tweede industriële transitie (vanaf 1850) 1. De ontwikkeling van de staalindustrie 2. De wetenschappelijke revolutie (fysica, scheikunde, geneeskunde enz) 3. Nieuwe energiebronnen: elektriciteit en aardolie 4. Vernieuwingen en uitvindingen in de transport- en communicatiesector 5. Nieuwe vormen van bedrijfsorganisatie : scientific management of Taylorisme 6. Kapitaal: trusts, kartels en monopolies Resultaten van de 1° en 2° IR - Evolutie van de beroepsbevolking - Niveau van industrialisatie Crisissen in golven: a. Conjunctuurcyclus b. Kondratieffcyclus De sociale strijd – De proletarisering: Fundamentele vernieuwing verstoort het leven van mensen en leidt tot wantoestanden, was dit ook bij de industrialisering? Structuur: Standenmaatschappij -> klassenmaatschappij: - Na Franse Revolutie = burgerij aan de macht - Industriële revolutie = bepaalde klassen maken plaats voor andere klassen Demografische revolutie -> bevolkingsoverschot - Betere voeding & meer zorg voor hygiëne - Plattelandsvlucht: steden trekken aan, steden worden wel vervuild door steenkool - Primaire sector maakt meer plaats voor secundaire en tertiaire sector De opkomst van de secundaire sectoren en de tertiaire sector is een soort nadeel voor de primaire sector. Het is niet perse een nadeel er zijn gewoon veel arbeiders die naar de industrie verplaatsen. Nog steeds veel arbeiders in de landbouw, maar wel een grote mindering. Pauperisme van het proletariaat: onwaardige arbeidsomstandigheden - Industrialisering & automatisering => loonarbeid in fabrieken - Toename proletariërs (arbeiders) - Concurrentie fabrieken ➔ Lage lonen ➔ Vrouw & kinderarbeid - Strenge arbeidsdiscipline = hard werken, langen uren en weinig rust - Geen veiligheidsvoorschriften = veel werkongevallen - Lawaai, koude, vochtigheid… Men raakt vermoeid en er worden ongevallen veroorzaakt - het heeft een grote impact, weinig rustdagen Vb. vlasindustrie - waterdamp, warm water valt terug op de grond - werknemers nat - huid kwetsbaar - snel wonden die in die omgeving niet goed genezen. - Arbeidscontracten – livret (werkmansboekje) Eind 19e eeuw: - Wetgevende maatregelen omtrent arbeidsomstandigheden Vb. arbeidscontract, vakbonden en ziekenkas *Kritiek op de kinderarbeid: Het zijn kinderen die de fabriek binnenwandelen. Pas aan het einde van de 19e eeuw gaat men maatregelen nemen die ze beschermt. 1903: Wet op arbeidsongevallen 1902: Algemene staking voor de invoering van het algemeen strafrecht 1894: Eerste wet op ziekenfondsen 1889: Reglementering vrouwen- en kinderarbeid Levensvoorwaarden: - Lage lonen: 85% inkomen ging naar basisbehoeften - Betaling in natura -> inkopen in winkels - Eenzijdige voeding - Alcoholisme *Grote hoeveelheid brood, diverse = alcohol, alcoholisme is een groot probleem - Sloppenwijken = beluiken of cités - Opeengepakte huisjes in dunne steegjes waar arbeiders in wonen - Één vertrek - Donker, vochtig, muf, koud en onhygiënisch - Nabijheid van fabrieken - Armoede in steden -> Epidemische ziekten - Schrijnende toestanden op platteland - Pendelarbeid – 1871: goedkoop treinabonnement & 1900: Fiets Kinderarbeid: Voordelen patrons: - Goedkope werkkrachten - Klein en wendbaar Voordelen ouders: - Alle extra inkomen - Periode na afschaffing kinderarbeid, ouders maken veel minder kinderen - Kinderarbeid aan banden - Schoolwet 1914 -> Leerplicht, verdoken kinderarbeid, onderwijs onbemand…  Toch begin van ‘grote verbetering’ De sociale kwestie opgelost: 1. Hoe verklaar je het lot van de arbeidersklasse in België ca 1850? 2. Welke oplossingen ter verbetering van het lot van de arbeiders kwamen er in België tot stand? Wie was daarvoor verantwoordelijk? 3. Welke lange weg heeft het Belgisch x moeten afleggen vooraleer er sprake kon zijn van echte gelijkheid? Situatie in België – 1850 - Cijnskiesrecht Cijnskiesrecht = betalen om te stemmen Wet Le Chapelier/Coalitieverbod = vakbonden mogen niet samenkomen, nam het lot uit handen. - Coalitieverbod = wet Le Chapelier 1848: Sociale revoltes -> onderdrukt door regering 1850-1880 -> 1e sociale wetgeving, onder druk van stakingen - 1866: Afschaffing coalitieverbod -> vereniging van onderlinge bijstand Dat mag dus wel (vereniging van onderlinge bijstand) Vakbonden mogen nog altijd niet. - Vakbonden wel nog strafbaar - Weinig concrete resultaten Vereniging van onderlinge bijstand: - Mutualiteit - Syndicaat/vakbond Vakbonden = Als je het niet eens bent met bijvoorbeeld beslissingen van je baas op het werk, dan gaan de vakbonden hier tegen staken - verdedigt de rechten van de arbeider - Coöperatieve vb. Vooruit in Gent (socialistische partij) 1885: keerpunt = eerste Belgische socialistische partij Het BWP en de politieke ontvoogdingsstrijd Belgische werkliedenpartij 1885 = 1e socialistische partij -> evolutie van het stemrecht 1893: Algemeen meervoudig stemrecht 1899: Evenredige vertegenwoordiging 1919: Algemeen enkelvoudig stemrecht 1948: Vrouwenstemrecht Sociaal reformisme van de arbeidersbeweging: Arbeidersbewegingen: organisatie stakingen en betogingen.  1886: ontstaan sociale wetgeving Resultaat: Reformisme in België en West-Europa - Grondige verandering samenleving via politieke weg - Belang algemeen stemrecht >< Communisme (Marx) >< Arachisme (Bakoenin) Marxisme Foto 1: Che Guevara -> Cuba en Bolivia Foto vanboven: Mo Chi Mink -> Vietnam Foto vanonder: Baard: Fidel Costo -> Cuba Sandino: Sandinisten -> Nicaragua China: Xi Jinping wordt nog altijd geregeerd onder de communistische partij Noord-Korea: Kim Jung UN Colombia => Deze hadden een impact op het communisme Karl Marx 1818-1883 - Historisch materialisme - Marx visie op de mens - Marx visie op kapitalisme - De klassenstrijd Kinderarbeid - ze worden opgeofferd aan het maken van winst. ➔ Fabrieksschoorstenen waar kinderen in terecht komen Uitleg: Je hebt in de maatschappij een onder en bovenbouw de onderbouw beslist wat er met de bovenbouw gebeurt. Productiekrachten -> Technologie, grondstoffen en hoeveelheid arbeid die ze kunnen gebruiken om met deze dingen iets te doen. Productieverhoudingen -> bezittende klasse en de bezitloze klasse Bezittende klassen heeft de controle over de technologie en de grondstoffen Bezitloze klasse heeft controle over de arbeid Rijke mensen bepalen meer over de politiek, ze hebben ook meer geld om te investeren in cultuur Bovenbouw = cultuur, de maatschappij waarin je leeft Iedereen bezit in de prehistorie de grondstoffen Klassieke oudheid: elite krijgt controle over de landbouwgrond -> slavernij Feodaliteit: bezittende klasse (topklasse - adel) voert controle uit over de lijfeigenen (middeleeuwen) Industrialisatie: Franse revolutie en technologische revolutie -> Marx leeft in de 18e eeuw Kapitalisme: Bezittende klasse (burgerij) en de bezitloze klasse (arbeiders) De rest = hypothese van Marx die een evolutie doormaakt Communisme: iedereen heeft terug controle over de grondstoffen maar wel met technologische aspecten die er niet in de prehistorie waren -> Ze zullen plezier hebben in hun werk. Hij wilt dus toewerken naar het communisme (zijn ideaal beeld). Marx’ visie op de mens De mens = arbeidend wezen ‘homo faber’ Arbeid = dialectische synthese denken  Historisch materialisme – de mens is de auteur en acteur van hun geschiedenis, ze bepalen het.  Synthese tussen denken en doen -> de mens gaat de geschiedenis voort drijven *Marx houdt geen rekening met natuurrampen Arbeid = iets wat de mens gelukkig moet maken. Deze mensen zitten vooral in het zijn, ze ZIJN gelukkig en hebben minder hebzucht naar andere dingen -> communisme - ze hebben genoeg grondstoffen om te overleven. ➔ Marx wilt hier naar toe werken Hebben = gedreven worden door de wens om je kapitaal te vergroten, ze zitten vast in de kapitalistische mentaliteit - kapitalisten - zorgen hebben om te overleven -> dit past dus niet bij de visie die Marx heeft op de mens en op arbeid. Marx visie op het kapitalisme - Industriële revolutie - Arbeid moet arbeid verkopen - Geld maken is het doel, de bazen incasseren het echte geld – er is sprake van aliënatie/vervreemding van de arbeid. Oorzaak: Ongelijke verdeling van productiemiddelen en het verhuren van de arbeidskracht  Het ZIJN bestaat hier nog niet, dit is de visie van Marx op dit moment, hij wilt naar het ZIJN toewerken. Ze werden gedwongen in een bepaalde richting. Marx’ oplossing – Het communisme – theorie van de klassenstrijd - De ene klasse onderdrukt de andere klasse - Veranderingen worden afgedwongen in de klassenstrijd - Maatschappelijke veranderingen gebeuren sprongsgewijs -> ontstaan – ontwikkeling – verval – einde - Er moet uiteindelijk een revolutie komen, een gewelddadig iets dat het systeem van dat moment omver gooit. ➔ Revolutie: Proletariaat, de arbeidersklasse last tijdelijk een dictatuur in want ze hebben een overgang nodig.  Communisme = klasseloze maatschappij Hoofddoelstelling Marx = Bevrijding – de vervreemding van de arbeid opheffen, zodat er zelfontplooiing ontstaat. De arbeidersklasse heeft toch niets te verliezen, ze kunnen alleen hun vrijheid winnen. Marx’ oplossing = Klasseloze communistische maatschappij - Revolutie - Collectivisme = productiemiddelen worden in beslag genomen door de staat ➔ Staat is overbodig ➔ Geen aliënatie ➔ Geen klassenstrijd meer ➔ Iedereen gaat mee beslissen en de klassenstrijd houdt vanzelf op.  Voorgeschiedenis komt tot een einde, de ware geschiedenis van de mens gaat van start. Communistische maatschappij Staat = dwangmiddel leidende klasse Staatsmacht veroveren -> Dictatuur van het proletariaat -> Klasseloze communistische maatschappij De Grote Oorlog – Wereldoorlog I Oorzaken: 1. Kapitalisme – imperialisme 2. Toenemend nationalisme door: Uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk -> - Heropleving nationalisme Balkan volkeren - Rivaliteit OH – Servië op de Balkan - Rivaliteit OH – Ottomaanse Rijk *OH = Oostenrijk-Hongarije Grote Turkse leger valt in elkaar Landen die oorspronkelijk overheerst werden, willen terugkeren naar vroeger, waar ze niet overheerst werden De hele Balkan waren oorspronkelijk een deel van het Turkse, maar begin 19e eeuw willen ze zich losscheuren Oostenrijk voegde Hongarije toe = 1 keizerrijk Landen eronder zijn Slavisch, spreken niet de taal en hebben een andere cultuur, ze horen er niet bij Het afscheuren van Ottomaanse rijk gaat heel snel Op 2 maanden tijd is de Balkan erin geslaagd om het hele Turkse gebied weg te vegen Binnen Bosnia Herzegovina wonen ook veel Servische mensen, de bevolking ligt verspreidt over verschillende landen en ze willen niet overheerst worden door Oostenrijk Hongarije omdat ze zich nog maar net hebben losgescheurd. Etnische kaart, kaart met culturele achtergronden. Servische bevolking heel belangrijk in de ontwikkeling voor de eerste wereldoorlog. Slavische volk voelt ergens een algemene etnische achtergrond, ze willen samen horen zonder de Oostenrijkers. Hun talen stammen af van dezelfde stam - ze delen deze taal samen met Rusland. Griekenland kon zich in 1830 afscheuren van het rijk, maar er is grote spanning aanwezig. Griekenland kon zich in 1830 afscheuren van het rijk, maar er is grote spanning aanwezig. Agressief nationalisme van de grootmachten - Frankrijk: revanchisme: Frankrijk heeft haatgevoelens na de Duitse eenmaking, omdat het ten koste was van Frankrijk Otto Von Bismarck -> Pruisen en Frankrijk conflict om kleine landjes aan zijn kant te krijgen. Pruisen heeft Frankrijk vernedert tijdens de Duitse eenmaking. Elzas-Lotharingen wordt afgenomen door Duitsland. Frankrijk vernedert op economisch en territoriaal vlak. - Groot-Brittannië: waarschuwt ‘Made in Germany’ - Duitsland: frustratie van een ‘laatkomer’ - Rusland: panslavisme op de Balkan + zoektocht naar ijsvrije haven aan de middellandse zee *Engelsen voelen zich bedreigt Duitsland: economie steekt GB. Naar de kroon (Industriële revolutie) -> Duitsland begint een vloot te bouwen, meerdere militaire vaartuigen -> Keizer Wilhelm II 'Weltpolitik' -> streven naar meer macht om onderstaande rivaliteit aan te kunnen. -> ‘Weltpolitik’ = het beleid van supermachten om wereldwijd invloed uit te oefenen met diplomatieke, economische of militaire middelen. Duitsland wilt op hetzelfde niveau staan als Frankrijk en Engeland. De zeehavens in Rusland zijn dichtgevroren de Balkan is hun sleutel naar de zeehavens aan de Middellandse zee. Alliantiepolitiek van Bismarck 1873: Driekeizersbond = Duitsland + Oostenrijk-Hongarije + Rusland ➔ Rusland trekt zich terug uit de bond 1879: Tweebond = Duitsland + Oostenrijk Hongarije 1882: Driebond of Triple Alliantie = Duitsland + Oostenrijk Hongarije + Italië Resultaat: Vorming van bondgenootschappen - 1902: Entente Cordiale: Frankrijk en Groot-Brittannië - 1907: Rusland komt erbij => Triple entente Gevolg: De Tripple Alliantie, bestaande uit Oostenrijk Hongarije, Rusland en Italië komt in ‘conflict’ met de Triple Entente, bestaande uit Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. Dit conflict ontstaat door dat Servië tegen de Oostenrijkers is. Omdat Servië een Slavisch land is, gaan ze hulp zoeken bij Rusland die dus deel is van de Triple Entente. Klimaat van angst - Nieuwe technische mogelijkheden afkomstig uit de 2e industriële revolutie - Nieuwe beelden rond de mens en de wereld Gevolg: Maatschappelijke instabiliteit en psychologische spanningen. Oorzaken op korte termijn 1. Toenemende oorlogsbereidheid en wapenveldloop in Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk… 2. Militaire offensieve doctrines – Von Schlieffenplan 1905 3. Zwakke politieke leiders ➔ Whilem II is hier aan de macht en hij heeft de laatste sterke man weggestuurd, hij heeft zelf interesse in oorlog voeren. Er is geen politieke wil om de oorlog te stoppen. Het Schlieffenplan Met meerdere legers door België, om Frankrijk snel uit te schakelen. Ter info: Het Von Schlieffenplan was een militair strategisch plan ontwikkeld door de Duitse generaal Alfred von Schlieffen in 1905. Het plan was bedoeld om een tweefrontenoorlog te vermijden tegen Frankrijk in het westen en Rusland in het oosten. Het Von Schlieffenplan werd uiteindelijk uitgevoerd bij het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914, maar faalde vanwege verschillende factoren, waaronder sterkere dan verwachte weerstand van de Belgische en Franse legers en snellere mobilisatie van Russische troepen. Sarajevo: Franz Ferdinand neergeschoten door een Anargotische (= Iemand met Servische afkomst). Hij verzet zich tegen de overheersing. Op 28 juni 1914 werd aartshertog Franz Ferdinand van Oostenrijk en zijn vrouw Sophie, hertogin van Hohenberg, neergeschoten. De moordaanslag vond plaats in Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië en Herzegovina, en werd gepleegd door Gavrilo Princip, een lid van de nationalistische Servische groepering die bekend stond als de Zwarte Hand (= terroristische organisatie die het plan al hadden om hem te vermoorden). 1e aanslag mislukt, doordat ze een andere route nemen, lukt de 2e aanslag welDeze gebeurtenis wordt algemeen beschouwd als de directe aanleiding tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Juli ultimatum 23-7-1914: Het Juli-ultimatum was een ultimatum dat Oostenrijk-Hongarije op 23 juli 1914 aan Servië stelde na de moord op aartshertog Frans Ferdinand, met harde eisen die bedoeld waren om een oorlog te rechtvaardigen als Servië niet volledig zou instemmen. De afwijzing van enkele eisen door Servië leidde tot de mobilisatie van troepen en uiteindelijk tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. 25 juli: Oostenrijk-Hongarije verklaart de oorlog aan Servië 1 augustus: Duitsland -> Rusland 3 augustus: Duitsland -> Frankrijk 4 augustus: Duitsland -> België 4 augustus: Groot-Brittannië -> Duitsland 11 augustus: Frankrijk -> Oostenrijk-Hongarije 12 augustus: Groot-Brittannië -> Oostenrijk-Hongarije Verschillende landen: Italië Servie België Frankrijk Engeland Duitsland Rusland => Wie is er gestart? Centrale = rood = liggen in het midden van de Europese kaart Centralen; Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en Ottomaanse rijk. >< Geallieerden: Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland, Servië, België en de VS. *Snelle communicatie is een probleem, hierdoor is er vertraging. Volgens Von Schlieffen moet alles snel gaan. Opnieuw vertraging omdat ze van treinen moeten wisselen, vertraging aan de grens. Loopgraven bevinden zich aan de rivier de ijzer, en gaan de hele Franse grens langs tot Zwitserland. Rusland valt veel sneller aan dan ze gedacht hadden  Ze hebben niet de gewilde snelheid en ze zitten in een tweefronten oorlog -> Duitsland tegen Frankrijk en Rusland. Propagandaoorlog: Publieke opinie tegen de vijand keren, de bevolking overtuigen van een politiek idee. Knuppel = Duitse cultuur die barbaars is voor de Britten. Het landschap is de verwijzing naar de westhoek na de lange bombardementen, een verwijzing naar België -> De vrouw Duitsland is een barbaarse staat die een weerloze staat als België in puin laat. Enlist = meld je aan om in het leger te gaan. Paarse lijn is hoe ver de centralen zijn geraakt, maar ze zijn uiteindelijk teruggedreven. Blauwe lijn = westerse front dat zeer fel doorloopt tot aan de Zwitserse grens -> duizenden kilometers aan loopgraven Sterretjes = grote veldslagen  Stellingenoorlog, ze zitten vast in de modder, vuiligheid en tussen de lijken. Verdun februari – december 1916 -> 700.000 slachtoffers (zowel Duitsers als Fransen) op 10km2 Slag bij de Somme juli – november -> + 1 miljoen slachtoffers 1917: - Oorlogsmoeheid: staking en muiterijen (stakingen binnen het leger) - Groter economisch potentieel van de geallieerden - April: VS in de oorlog, ze staan aan de kant van de geallieerden - November: Rusland uit de oorlog omdat er een revolutie is na dat de Tsaar wordt vermoord (na de Oktoberrevolutie – Bolsjewieten = Russische communisten => Sovjet Unie) en sluiting van de vrede van Brest Een onbedoeld iets om de VS in de oorlog te trekken, maar Duitsland hadden aan Mexico gevraagd om mee te doen tegen de VS, ze weigeren, dit wordt door de Britten onderschept en het bericht wordt doorgestuurd naar de VS. De “14 punten” van W. Wilson 8 januari 1918 Wilson pleit voor “Peace without Victory”: - Staakt-het-vuren van beide partijen - Vredesonderhandelingen - Terugtrekken naar eigen gebied - Geen schuldvraag/-eisen - Zelfbeschikkingsrecht der volkeren - Oprichting Volkenbond (voorloper VN): “nooit meer oorlog” (1919) - Maart : Ludendorff-offensief ( Duitsland) mislukt - Verzwakking Duitsland door verlies van bondgenoten en intern verzet - Slag bij Amiens - 11/11/1918 om 11 u : - wapenstilstand, Compiègne Verdrag van Versailles - Bestraffing Duitsland (“Diktat”) → zware gevolgen: - “War Guilt Clause”: Centralen nemen alle verantwoordelijkheid op zich - Militaire restricties: totale ontwapening - Groot gebiedsverlies - Terugbetaling oorlogsschade - Oprichting Volkenbond (Genève): vreedzame regeling van internationale conflicten = voorloper VN  VS: Woodrow Wilson  FR: Clemencau  GB: Lloyd George De spotprent bekritiseert de vredesvoorwaarden die na de Eerste Wereldoorlog aan Duitsland werden opgelegd, waarbij Duitsland gedwongen wordt deze te accepteren ondanks hun zware lasten. De "Big Four" grootmachten dwingen Duitsland om de ongunstige voorwaarden van het Verdrag van Versailles te slikken, ongeacht hun bezwaren. WO I plaatste de samenleving voor nieuwe uitdagingen: TOTALE OORLOG: Inzetten van het volledige economisch potentieel: - het gebruik van nieuwe wapens ( artillerie, gifgas, tanks , duikboten, vliegtuigen, zeppelins…) - nieuwe communicatiemedia ( telegraaf, radio, telefoon …) De betrokkenheid van de burgerbevolking (Hoe ?) WO I: PROPAGANDAOORLOG WO I: WERELD oorlog Belangrijke data: 1709: uitvinding van de hoogoven 1733: uitvinding vliegend schietspoel 1764: uitvinding spinning Jenny 1796: uitvinding water frame 1779: uitvinding mule Jenny 1750: conventioneel begin Industriële revolutie 1780: stoommachine Watt 1785: stoomweefmachine 1848: Karl Marx en Friedrich Engels publiceren het communistisch manifest => ontstaan 1e communistische partij 1870: Frans-Duitse oorlog 1870: conventioneel begin tweede industriële revolutie 1871: Oprichting Duitse keizerrijk in Versailles 1876: Uitvinding van de Telefoon door A. G. Bell 1882: Oprichting bondgenootschap Triple Alliantie 1884-1885: Conferentie van Berlijn 1885: oprichting Belgische Werkliedenpartij 1891: begin rubberexploitatie in Congo Vrijstaat 1907: oprichting bondgenootschap Triple Entente 1908: overdracht Congokolonie aan de Belgische staat door Leopold II 1914: 28 juni: moord op Franz-Ferdinand 1914: 28 juli: O-H verklaart Servië de oorlog + volgorde oorlogsverklaringen kunnen geven 1917: november: Rusland uit de oorlog 1917: april: VS mee in de oorlog 1918-11-11: Wapenstilstand om 11u 1919, 28 juni: Verdrag van Versailles wordt getekend (exact 5 jaar na moord op Franz Ferdinand)