photo.jpg

## De basis van anatomie en fysiologie ### Normale celdeling oftewel mitose - De normale celdeling (mitose genoemd) vindt plaats in alle cellen behalve in de geslachtscellen. - Als een cel in tweeën gedeeld moet worden, dan moet ook de kern in tweeën worden gedeeld. - Een kern kan echter niet zo...

## De basis van anatomie en fysiologie ### Normale celdeling oftewel mitose - De normale celdeling (mitose genoemd) vindt plaats in alle cellen behalve in de geslachtscellen. - Als een cel in tweeën gedeeld moet worden, dan moet ook de kern in tweeën worden gedeeld. - Een kern kan echter niet zomaar in tweeën worden gedeeld; het aantal chromosomen wordt dan immers gehalveerd. - De chromosomen moeten dus eerst verdubbeld worden tot twee sets 'zusterchromosomen' en daarna over beide cellen verdeeld worden. - Het uiteindelijke doel is dat uit één moedercel twee dochtercellen ontstaan die genetisch identiek zijn aan de moedercel. - Doordat de chromosomen zich voor de celdeling verdubbeld hebben, krijgen de dochtercellen ieder een volledige set chromosomen mee. - Dus: het normale chromosomenpakket van een cel (2N) wordt gekopieerd (4N) en daarna weer opgesplitst (2 x 2N). - Zo ontstaan twee diploïde cellen. #### Mitose in het kort: - Eén cel (2N) kopieert zijn genetische informatie → één cel (4N). - De cel (4N) ondergaat deling → twee cellen (2×2N). - De dochtercellen zijn identiek. ### Reductiedeling oftewel meiose - Bij de vorming van de geslachtscellen (eicellen en spermacellen) vindt een ander soort vermeerdering plaats. - Dit proces heet meiose, oftewel reductiedeling. - Bij de bevruchting van een eicel door een zaadcel smelten de kernen van beide cellen samen. - Zouden de kernen van eicellen en zaadcellen gelijk zijn aan de kern van een gewone lichaamscel (2N), dan zou de dochtercel 2N chromosomen krijgen van de eicel én 2N-chromosomen van de zaadcel. - Deze nieuwe cel zou dan van ieder chromosoom 4 hebben (4N). - Een cel kan niet functioneren met 4N; daarom bestaat de reductiedeling. - Bij de reductiedeling wordt het normale aantal chromosomen gereduceerd tot de helft (1N per cel, haploïd). - De reductiedeling begint hetzelfde als de mitose. - De chromosomen worden gekopieerd tot twee sets zusterchromosomen. - Anders dan bij mitose echter, worden de twee dubbele stukken chromosoom niet zo in de cel neergelegd dat elke kant precies twee helften krijgt, maar krijgt elke kant van de cel één dubbel stuk chromosoom. - De twee celhelften zijn na deze deling dus niet identiek. - Vervolgens vindt er nog een deling plaats, zónder dat de chromosomen weer opnieuw gekopieerd worden. - Bij deze tweede deling worden de chromosomenparen uit elkaar getrokken en de cellen die dan ontstaan, hebben alleen nog enkele chromosomen (1N).