2021-2022-antwoorden-voorbeeldexamenvragen-onderneming.docx

Full Transcript

(Let op: Afwijkende vragen of een combinatie van vragen zijn mogelijk. Overlapping tussen de verschillende vragen in deze lijst is mogelijk. Er worden geen vragen gesteld over topics die niet in deze lijst voorkomen.) Hoe kunnen we ‘management’ en het ‘managementproces’ definiëren? (les 1) Managemen...

(Let op: Afwijkende vragen of een combinatie van vragen zijn mogelijk. Overlapping tussen de verschillende vragen in deze lijst is mogelijk. Er worden geen vragen gesteld over topics die niet in deze lijst voorkomen.) Hoe kunnen we ‘management’ en het ‘managementproces’ definiëren? (les 1) Management = het proces van ‘iets gedaan te krijgen’, op een effectieve en efficiënte manier, door en met andere mensen. Efficiënt: men moet de dingen juist doen; optimaal gebruik maken van mensen en middelen; het verwijst naar de relatie tussen de input en output; het streven naar minimale kosten Effectief: men moet de juiste dingen doen; doelen die gesteld werden, worden ook bereikt Managementproces = planning, organizing, leading and controlling Planning: doelstellingen vastleggen, strategieën uitwerken, plannen ontwikkelen om de activiteiten te coördineren Organizing: bepalen welke taken moeten uitgevoerd worden, wie ze moet uitvoeren, wie aan wie rapporteert en waar de beslissingen moeten genomen worden Leading: motiveren van werknemers, sturen van de activiteiten van anderen, het meest effectieve communicatiekanaal gebruiken en problemen oplossen Controlling: zorgen dat de organisatie blijft afgaan op haar doelstellingen en eventueel bijsturen Bespreek het verschil tussen een ‘entrepreneur’ en een ‘intrapreneur’. (les 2) Entre preneur: dit omvat zowel het sociale als het zakelijke aspect; ondernemers die een eigen zaak/onderneming/organisatie opstarten. Het gaat om het ondernemen zelf: kansen zien, kansen benutten en het creëren van een waarde voor jezelf en anderen. Een entrepreneur durft dus financiële risico’s te nemen. Intrapreneur: Persoonlijke ondernemers; mensen die ondernemend zijn binnen een bedrijf, die initiatief nemen en taken op zich nemen, zij zorgen binnen het bedrijf voor nieuwe ideeën of stellen een andere aanpak voor om bepaalde zaken beter te laten gaan; bedrijven zijn vaak naar zulke mensen op zoek omdat deze mensen vaak werkelijk goede ideeën hebben en het bedrijf dus vooruit helpen. Deze mensen mogen soms zelf de vrije loop gaan en moeten de bedrijfsroutines/protocollen niet altijd strikt opvolgen. Ze durven soms ook sociale risico’s te nemen. Bespreek kort de drie dimensies van ondernemerschap. (les 2) Zakelijk ondernemerschap: je start nieuwe projecten op = een product of dienst aanbieden, je wil geld verdienen, je wil een economische meerwaarde realiseren. Sociaal ondernemerschap: je zet je als persoon in voor bepaalde zaken die niet direct te maken hebben met geld verdienen, bijvoorbeeld: een beschutte werkplaats, een coöperatie... Je wil een innovatieve waarde creëren zowel in niet-winst gedreven (non-profit) als in winst gedreven (profit) omgevingen. Men wil voornamelijk ‘maatschappelijke winst boeken. Persoonlijk ondernemerschap: je stuurt je werk en je organisatie de richting in die jij zelf wilt en bepaalt, op een zodanige manier zodat zowel jijzelf als je omgeving optimaal kan profiteren en renderen Wat zijn de belangrijkste vaardigheden op de verschillende managementniveaus? Leg uit (les 1) Er zijn drie verschillende managementvaardigheden: Technische vaardigheden: de vakkundigheid in en kennis van een specialistisch vakgebied Interpersoonlijke of sociale vaardigheden: de mogelijkheid om goed met anderen te kunnen samenwerken, zowel met individuen als in teamverband Conceptuele vaardigheden: het vermogen om alle belangen en activiteiten van een organisatie te coördineren en te integreren. De organisatie zien als een geheel De relatie tussen de verschillende units begrijpen Visualiseren hoe de organisatie in de omgeving past Volgens de ‘Anthony’s triangle’ zijn er 3 managementniveaus: top managers, middle managers en first line managers. Deze 3 niveaus moeten allemaal de interpersoonlijke/sociale vaardigheden bezitten. Ze beoefenen immers alle drie een leidinggevende functie. De top managers moeten daarbij komend vooral de conceptuele vaardigheden bezitten. Ze zijn houden zich niet (veel) bezig met de technische aspecten, maar wel met de organisatie van het bedrijf. De first-line managers moeten de technische vaardigheden goed beheersen. Zij leiden immers over het werkvolk dat de producten ontwikkeld. Wat zijn de ‘stakeholders’ van een onderneming? Bespreek + geef enkele voorbeelden. (les 3) Stakeholders = belanghebbende partijen die in interactie staan met de organisatie en die op het functioneren van de organisatie inwerken. De manier waarop stakeholders te werk gaan, wordt stakeholdermanagement genoemd. Er bestaan 2 soorten stakeholders. Externe stakeholders: belanghebbenden van buitenaf, ze hebben niks met het bedrijf of de organisatie te maken Klanten: vb. Colruyt wou de naam Carapils veranderen in Everydaypils, de klanten vonden dit niet kunnen, dit heeft een grote invloed waardoor Colruyt de oorspronkelijke naam behoudt. Leveranciers: continental is de bandenleverancier voor volkswagen Concurrenten: vb. BMW-bedrijf zei dat ze nooit auto’s met monovolume model zouden produceren. De concurrentie doet dat wel waardoor BMW zich genoodzaakt voelt om ook een monovolume auto op de markt te brengen, met voorwielaandrijving dan nog… Banken: Belfius, BNP Paribas, Triodos… Overheid: witte kassa voor de horeca, prijzen van diesel Professionele groeperingen (≠ vakbonden!): dit zijn groeperingen die binnen een bepaalde (industriële) sector de belangen zullen verdedigen, vb. de boerenbond Buurtbewoners: vb. buurtbewoners die opkomen voor ‘NIMBY’ (= not in my backyard), dit wil zeggen dat ze bepaalde organisaties zullen verhinderen om bijvoorbeeld windmolens in de velden te plaatsen achter bepaalde woonwijken Belangenorganisaties: Gaia, Vlaamse ouderenraad… Vakbonden: ACV, ABVV… Interne stakeholders: belanghebbenden die zich binnen de organisatie bevinden Aandeelhouders: mensen die een aandeel (stukje van het bedrijf) hebben Werknemers: de werknemers van het bedrijf Zie Powerpoint les 3 voor meer voorbeelden. Waarom is het voor een organisatie zo belangrijk om inzicht te hebben in de samenstelling van de ‘stakeholders’? (les 3) Stakeholders van een bedrijf zijn belangrijk omdat ze een belangrijke invloed uitoefenen op het bedrijf. Ze staan in interactie met het bedrijf en zullen dus een impact uitoefenen op het bedrijf. Langs de andere kant kunnen er ook conflicterende belangen tussen het bedrijf en de stakeholder voorkomen. Wanneer bijvoorbeeld een bepaalde firma windmolen plaatst, kan dit voor conflicten zorgen met de buurtbewoners (= externe stakeholder) NIMBY; een chemisch bedrijf kan een bepaalde geur met zich meebrengen, wat de buurtbewoners kan storen. Op deze momenten moet het bedrijf initiatief nemen om aanpassingen te doen en de stakeholders tevreden te houden. Extra info: Organisaties die van plan zijn om grootscheepse veranderingen door te voeren, doen er goed aan om alle omringende partijen die hiermee gemoeid zijn (de stakeholders), op tijd en goed te informeren. Wanneer dit niet gebeurt, dan is de kans groot dat betrokkenen zich gaan afzetten en wellicht zelfs in protest komen, wat de strategische doelstelling behoorlijk in de weg kan zitten. Het is dan tijd voor stakeholdermanagement. Een organisatie doet er goed aan om er vooraf rekening mee te houden dat de verwachtingen en belangen van de verschillende stakeholders niet overeen hoeven te komen en zelfs kunnen botsen. Een verhuizing naar het buitenland valt wellicht bij aandeelhouders zeer goed. Voor hen gaat het vooral om nieuwe kansen en hogere winstmarges. Medewerkers zullen zich hier ongetwijfeld tegen verzetten, omdat zij niet van plan zijn hun thuishaven te verlaten. Om stakeholdermanagement goed toe te passen, dient er eerst in kaart te worden gebracht wie de stakeholders zijn. Vervolgens moet er gekeken worden op wie de voorgenomen beslissing het meeste impact heeft, wie de meeste invloed hebben en wie beslissingen binnen de organisatie nemen. Wat is een 'Organisatie'? Wat zijn de algemene karakteristieken van organisaties? Leg uit (les 1) Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen, waarbij een bepaald doel/missie wordt nagestreefd; Dit geldt voor zowel for-profit als non-profit organisaties waar managers werken (managen/beheren). Alle organisaties hebben gemeenschappelijke kenmerken. Deze zijn doelstelling/missie, structuur en mensen. Bespreek de horizontale/verticale organisatie-indeling. (les 5) Dit is een voorbeeld van een organisatiestructuur. Horizontale organisatie-indeling: opsplitsen in departementen/logische taakgroeperingen, F-, G-, P-, M-indeling Functiegerichte taakgroepering: Voordelen: duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden, elk zijn specialiteit, je kan mensen aannemen op basis van diploma Nadelen: goede communicatie is essentieel, gevaar voor ‘ivoren torens’ (= enkel omgaan met mensen die hetzelfde denken, je houdt bijgevolg geen rekening met andere teams) Geografische taakgroepering: Voordelen: duidelijke afbakening van regio’s/culturen, elk zijn eigen specifieke regelgeving, communicatie in eigen taal Nadelen: gemeenschappelijkheid van taken (verlies aan efficiëntie, goede communicatie is essentieel, gevaar voor ‘ivoren torens’ Productgerichte/SBU (= strategic business unit) taakgroepering Voordelen: duidelijke afbakening van productengroepen/markten, elk zijn specialiteit (gerelateerd aan doelgroep/markt) Nadelen: overlap van taken (verlies aan efficiëntie), goede communicatie is essentieel, gevaar voor ‘geïsoleerde business units’ Marktgerichte taakgroepering (is een vorm van SBU taakgroepering): Voordelen: duidelijk onderscheid tussen Business to Customer (B to C) en Business to Business (B to B) Nadelen: goede communicatie is essentieel Verticale organisatie-indeling: bepalen van hiërarchische niveau’s, vastleggen van bevel-en beslissingsstructuren (matrix-/project-/teamorganisatie zijn allemaal aan elkaar verwant) Matrixorganisatie: toepassen wanneer bedrijf veelvuldig te maken krijgt met projecten of aanbiedingen van goederen en diensten waarbij de inbreng vereist is vanuit verschillende afdelingen of markten. Maakt gebruik van het principe van dual management: zowel de functionele leider als de projectleider/regionale leider krijgen gelijkwaardig zeggenschap Voordelen: Dual Management kan goed werken indien het goed is aangepakt, samenwerkingsmogelijkheden/kennis delen, flexibiliteit Nadelen: complexe opbouw, Dual Management indien slechte communicatie, gevaar voor conflicterende prioriteiten Lijnorganisatie: ontstaat door het afstoten van meer uitvoerende taken, principe van ‘éénheid van bevel’, alleen lijnfunctionaris heeft bevoegdheid om richtlijnen/opdrachten te geven, de ondergeschikte is enkel verantwoording verschuldigd aan de leidinggevende lijnfunctionaris Voordelen: beter communicatie, problemen worden sneller binnen het team opgelost, flexibel en krachtig personeel Nadelen: mogelijks conflicten, sommige mensen zijn geen teamspelers, slecht presterende werknemers verschuilen zich achter het team Spanwijdte van een organisatie: dit is een maat voor het aantal werknemers dat je bedrijf telt, het geeft in niveaus weer voor hoeveel mensen iedereen verantwoordelijk is, dit kan zowel groot als klein zijn Kleine spanwijdte: makkelijkere communicatie, werknemers kunnen beter gecontroleerd worden, meerdere hiërarchische lagen kunnen vereist zijn Grote spanwijdte: meer toepasbaar wanneer arbeidskosten betekenisvol zijn vermindert het aantal managers, meer autonomie = zelfbestuur, vlakkere structuren Bespreek kort het Ashridge ‘mission model’. (les 4) Het ‘Ashridge mission model’ is ontworpen door Andrew Campbell in 1990. Het is een model dat bedrijven/organisaties kan helpen bij het opstellen van hun mission statement. In dit model worden zowel het culturele als het strategische aspect verwerkt. Strategisch: de missie vormt zo een eerste stap binnen het strategisch managementproces Cultureel: de missie wordt ook beschouwd als een uiting die de goede samenwerking tussen de medewerkers waarborgt De samensmelting van deze 2 aspecten zorgt dan voor de missie van een bedrijf (= samenvatting van de essentie en/of bestaan van een bedrijf). Dit model focust zich op 4 zaken: Doel: dit geeft de bestaansreden van het bedrijf weer Waarden: dit geeft weer wat het bedrijf belangrijk vindt, het zijn verwijzingen naar gehanteerde normen en waarden Strategie: dit geeft weer op welke manier het bedrijf haar doelen wil bereiken Gedragsnormen: dit geeft het dagelijkse handelen van het bedrijf weer, richtlijnen die duidelijk maken wat het bedrijf van haar medewerkers wil Wat wordt bedoeld met een ‘matrixorganisatie’? (les 5) Matrixorganisatie is een vorm van een verticale organisatie-indeling. Je kan dit best toepassen wanneer het bedrijf veelvuldig te maken krijgt met projecten of aanbiedingen van goederen en diensten waarbij de inbreng vereist is vanuit verschillende afdelingen of markten. Werkt volgens het principe van Dual Management: zowel de functionele leider als de projectleider/regionale leider krijgen gelijkwaardig zeggenschap Voordelen: Dual Management kan goed werken als het goed is aangepakt, samenwerkingsmogelijkheden/kennis delen, flexibiliteit Nadelen: complexe opbouw, gevaar voor conflicterende prioriteiten Geef twee motivatietheorieën en bespreek ze kort. (les 6a) De 2-factorentheorie van Herzberg is een vorm van een motivatietheorie. Deze werd bedacht in 1970 door Frederick Herzberg. Een andere benaming voor deze theorie is de Motivatie-Hygiëne theorie. Herzberg definieert werktevredenheid als ‘werkomstandigheden waarbij mensen hun behoeften kunnen vervullen’. De nadruk ligt hier dan op het werk en de omstandigheden zelf en niet zozeer op het individu. Deze theorie onderscheidt 2 groepen van factoren die een geheel verschillende rol spelen bij motivatie en werktevredenheid. Hygiënefactoren = externe factoren = dissatisfiers: factoren die kunnen bijdragen aan werkontevredenheid als ze niet vervuld worden. Als er geen dissatisfiers zijn, ontstaat een neutrale toestand (dus nog geen tevredenheid!). Motiverende factoren = interne factoren = satisfiers: factoren die direct kunnen bijdragen aan werktevredenheid. Als ze niet werkzaam zijn, ontstaan een neutrale toestand (dus geen ontevredenheid!). Volgens Herzberg kunnen de motivatoren mensen pas motiveren tot betere prestaties wanneer aan de hygiënefactoren voldoen de aandacht gegeven is. Mensen kunnen dus pas gemotiveerd worden als aan bepaalde basisvoorwaarden is voldaan. Vb (filmpje slide 36): je koopt een gloednieuwe auto, alles (kleur, model, snelheid…) is perfect zoals je het wil, maar de elektronica werkt niet (radio, airco…), deze dingen zijn echter niet de zaken waarom je de auto zou kopen, het zijn dingen waarvan je verwacht dat ze werken, als ze niet werken ben je boos. Er is dus een verschil tussen de dingen die je gemotiveerd hebben om de auto te kopen (satisfiers) en de dingen waarvan je verwacht dat ze er zijn en dat ze in orde zijn (dissatisfiers) De behoeftepiramide van Maslow is een vorm van een motivatietheorie. Deze theorie werd voorgesteld door Abraham Maslow in 1943. De theorie is gebaseerd op 5 lagen/behoeften die het gedrag van mensen bevordert. Om aan de volgende behoefte (een laag hoger) te voldoen, is het best dat aan de vorige behoefte is voldaan. Enkel op die manier zal je de finale behoefte kunnen bereiken. Fysiologische behoeften: behoefte om te slapen, eten, drinken, ademen Zekerheid/veiligheid: een dak boven je hoofd hebben, voldoende geld hebben Sociale acceptatie: familie/vrienden hebben, goed staan in de maatschappij, als je tot een bepaalde groep behoort, wil je wel nog anders zijn dan de andere leden van die groep Waardering, zelfvertrouwen en respect: respect voor jezelf en voor anderen, je wilt ‘iemand zijn’ en dat doe je met de middelen die je hebt, vb: je bent slim je studeert en werkt hard, sportief misschien wel topsporter… Zelfrealisatie: enkel als aan de 4 vorige behoeften voldaan is, kan je aan zelfrealisatie doen; je kan nu relaxen, creatief zijn etc. Deze theorie kan dus ook gebruikt worden door leiders. Volgens deze 5 stappen kunnen ze hun werknemers motiveren. Hoe definiëren we 'Innovatie'? Waarom is 'Innovatie' zo belangrijk? Een innovatie is iets nieuws, beters en anders (een idee of een uitvinding) met een maatschappelijke impact. Innovatie is zeer belangrijk voor de maatschappij, of een deel ervan, zodat de maatschappij vooruit kan gaan en een stapje dichter kan zetten bij (nog) een betere toekomst. Welke soorten beslissingen dienen er genomen te worden binnen een onderneming? Hoe plaats je deze beslissingen binnen de managementpiramide (Anthony’s Triangle)? (les 1 en les 4) In een bedrijf worden beslissingen gemaakt op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Strategisch: beslissing op lange termijn i.v.m. nieuwe producten/ideeën, vb. nieuw product op de markt brengen, is dit een goed idee? Tactisch/organisatorisch: beslissingen op middellange termijn, vb. we moeten nieuwe grondstoffen kopen, wanneer is het beste moment (laagste prijs)? Operationeel: beslissingen op korte termijn, vb. een klant doet een aanvraag voor binnen 3 weken, is dit mogelijk? Op elk beslissingsniveau dienen technologische, economisch-geografische, bedrijfspolitieke… beslissingen in meer of mindere mate in beschouwen genomen te worden! Top managers (strategisch): maken beslissingen m.b.t. de organisatie en de zaken die alle organisatorische leden beïnvloeden, ze zijn verantwoordelijk voor de algehele leiding, ze dirigeren de interacties van de organisatie met de omgeving Middle manager (tactisch): vertalen de opgestelde doelen van de top-managers in specifieke details voor de lower-level managers First-line managers (tactisch): volgen de ‘day-to-day’ activiteiten op van de operatives Operatives = uitvoerende medewerkers (operationeel): mensen die in direct contact staan met de uit te voeren taak, ze hebben geen verantwoordelijk/toezicht over anderen hun werk Wat wordt bedoeld met de ‘spanwijdte’ van een organisatie? (les 5) De spanwijdte is een maat voor het aantal werknemers dat je bedrijf telt, het geeft in niveaus weer voor hoeveel mensen iedereen verantwoordelijk is, dit kan zowel groot als klein zijn Kleine spanwijdte: makkelijkere communicatie, werknemers kunnen beter gecontroleerd worden, meerdere hiërarchische lagen kunnen vereist zijn Grote spanwijdte: meer toepasbaar wanneer arbeidskosten betekenisvol zijn vermindert het aantal managers, meer autonomie = zelfbestuur, vlakkere structuren De spanwijdte geeft ook weer wie aan wie moet rapporteren. De linkse organisatie heeft veel onderverdelingen, maar uiteindelijk wel evenveel werknemers als onderneming B.  Bij de rechtse organisatie moeten veel meer mensen rapporteren aan 1 persoon, wat dus ook betekent dat er minder tussenniveaus zijn tussen de laagste in de hiërarchie en de hoogste. Bespreek de ‘tweefactorentheorie’ van Herzberg. (les 6a) De 2-factorentheorie van Herzberg is een vorm van een motivatietheorie. Deze werd bedacht in 1970 door Frederick Herzberg. Een andere benaming voor deze theorie is de Motivatie-Hygiëne theorie. Herzberg definieert werktevredenheid als ‘werkomstandigheden waarbij mensen hun behoeften kunnen vervullen’. De nadruk ligt hier dan op het werk en de omstandigheden zelf en niet zozeer op het individu. Deze theorie onderscheidt 2 groepen van factoren die een geheel verschillende rol spelen bij motivatie en werktevredenheid. Hygiënefactoren = externe factoren = dissatisfiers: factoren die kunnen bijdragen aan werkontevredenheid als ze niet vervuld worden. Als er geen dissatisfiers zijn, ontstaat een neutrale toestand (dus nog geen tevredenheid!). Motiverende factoren = interne factoren = satisfiers: factoren die direct kunnen bijdragen aan werktevredenheid. Als ze niet werkzaam zijn, ontstaan een neutrale toestand (dus geen ontevredenheid!). Volgens Herzberg kunnen de motivatoren mensen pas motiveren tot betere prestaties wanneer aan de hygiënefactoren voldoen de aandacht gegeven is. Mensen kunnen dus pas gemotiveerd worden als aan bepaalde basisvoorwaarden is voldaan. Vb (filmpje slide 36): je koopt een gloednieuwe auto, alles (kleur, model, snelheid…) is perfect zoals je het wil, maar de elektronica werkt niet (radio, airco…), deze dingen zijn echter niet de zaken waarom je de auto zou kopen, het zijn dingen waarvan je verwacht dat ze werken, als ze niet werken ben je boos. Er is dus een verschil tussen de dingen die je gemotiveerd hebben om de auto te kopen (satisfiers) en de dingen waarvan je verwacht dat ze er zijn en dat ze in orde zijn (dissatisfiers) Belangrijk voor een onderneming zijn de ‘belanghebbende partijen’ en ‘tendensen en ontwikkelingen’. Bespreek. (les 3) (zie vraag 5 en 37) De belanghebbende partijen noemen we stakeholders. Zij staan in interactie met de organisatie en werken in op het functioneren van die organisatie. Bedrijven kunnen hun producten best afstellen op de behoeften van de stakeholders, op die manier komt er wellicht zo min mogelijk kritiek. De tendensen en ontwikkelingen hebben eveneens een belangrijke invloed op de werking van een bedrijf. Om te blijven bestaan en succes te blijven boeken is het voor bedrijven erg belangrijk dat ze op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen. Op die manier blijven ze de klanten tevredenstellen met de nieuwste technologische snufjes. Er zijn 4 soorten tendensen/ontwikkelingen: Technologische ontwikkelingen: elektrische wagens, internet… Maatschappelijke ontwikkelingen: klimaatverandering, bio… Politieke ontwikkelingen: Europese Unie, privacy… Economische ontwikkelingen: BNP (= bruto nationaal product), inflatie Tendensen en ontwikkelingen zijn dus eigenlijk veranderingen in de maatschappij waaraan bedrijven zich moeten aanpassen. Bv internet heeft ervoor gezorgd dat elke onderneming een website heeft, dit was jaren geleden een grote aanpassing voor de bedrijvenwereld. Wat wordt bedoeld met SMART doelstellingen? (les 4) SMART is een afkorting voor: Specifiek, Meetbaar, Attractief, Realistisch, Tijdgebonden. Specifiek: controleren of de doelstelling eenduidig is Meetbaar: onder welke voorwaarden of vorm is het doel bereikt Attractief: zijn de doelen acceptabel/attractief voor de doelgroep/management Realistisch: is het doel effectief haalbaar Tijdsgebonden: wanneer moet het doel bereikt zijn Dit is dus een manier om doelstellingen eenduidig op te stellen en te controleren. Voorbeeld doelstelling: de volgende 12 maanden zal de helft van onze nieuwe aanwervingen vrouwelijke ingenieurs zijn. Bespreek de ‘behoeftepiramide’ van Maslow. (les 6a) De behoeftepiramide van Maslow is een vorm van een motivatietheorie. Deze theorie werd voorgesteld door Abraham Maslow in 1943. De theorie is gebaseerd op 5 lagen/behoeften die het gedrag van mensen bevordert. Om aan de volgende behoefte (een laag hoger) te voldoen, is het best dat aan de vorige behoefte is voldaan. Enkel op die manier zal je de finale behoefte kunnen bereiken. Fysiologische behoeften: behoefte om te slapen, eten, drinken, ademen Zekerheid/veiligheid: een dak boven je hoofd hebben, voldoende geld hebben Sociale acceptatie: familie/vrienden hebben, goed staan in de maatschappij, als je tot een bepaalde groep behoort, wil je wel nog anders zijn dan de andere leden van die groep Waardering, zelfvertrouwen en respect: respect voor jezelf en voor anderen, je wilt ‘iemand zijn’ en dat doe je met de middelen die je hebt, vb: je bent slim je studeert en werkt hard, sportief misschien wel topsporter… Zelfrealisatie: enkel als aan de 4 vorige behoeften voldaan is, kan je aan zelfrealisatie doen; je kan nu relaxen, creatief zijn etc. Deze theorie kan dus ook gebruikt worden door leiders. Volgens deze 5 stappen kunnen ze hun werknemers motiveren. Bespreek hoe 'Trends en Ontwikkelingen' belangrijk zijn voor organisaties. Geef een paar voorbeelden. (les 3) (zie vraag 37) De tendensen en ontwikkelingen hebben eveneens een belangrijke invloed op de werking van een bedrijf. Om te blijven bestaan en succes te blijven boeken is het voor bedrijven erg belangrijk dat ze op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen. Op die manier blijven ze de klanten tevreden stellen met de nieuwste technologische snufjes. Er zijn 4 soorten tendensen/ontwikkelingen: Technologische ontwikkelingen: elektrische wagens, internet… Maatschappelijke ontwikkelingen: klimaatverandering, bio… Politieke ontwikkelingen: Europese Unie, privacy… Economische ontwikkelingen: BNP (= bruto nationaal product), inflatie Tendensen en ontwikkelingen zijn dus eigenlijk veranderingen in de maatschappij waaraan bedrijven zich moeten aanpassen. Bv internet heeft ervoor gezorgd dat elke onderneming een website heeft, dit was jaren geleden een grote aanpassing voor de bedrijvenwereld. Bespreek kort het controleproces binnen het managementproces. (les 6) Controleren is het deel van het managementproces dat als doel heeft om te zorgen dat de werkelijke activiteiten overeenkomen met de geplande activiteiten. De controle helpt managers om de effectiviteit van hun planning, het organiseren en het leidinggeven te bewaken (dit zijn overigens de andere 3 delen van het managementproces). Men kan hiervoor een controleproces hanteren. Het controle proces is een continu herhalend proces (zie schema). Bepalen of de resultaten aan de norm voldoen: de gemeten resultaten vergelijken met vastliggende/vooropgestelde doelen/normen Bijsturen: wanneer de resultaten niet voldoen aan de normen is ingrijpen in een van de operationele activiteiten noodzakelijk Waarom dien je als leidinggevende binnen een organisatie kennis te hebben van motivatietheorie? Betrek/bespreek in je antwoord minstens 1 motivatietheorie. (les 6a) Een leider moet in staat zijn om zijn werknemers te motiveren en gemotiveerd te houden. Dit wil zeggen dat hij moet kunnen inspelen op de behoeften van een ander zodat die bereid is om samen met hem/haar (de leider) de opgelegde doelstellingen te bereiken. Mensen motiveren is niet altijd een gemakkelijke taak, vandaar dat leiders best wel kennis hebben van motivatietheorieën. Op die manier hebben ze alvast een basis om hun personeel te motiveren en kunnen ze dat verder uitbreiden zoals de leider dat zelf wil. Inspanning, richting en volharding zijn drie belangrijke aspecten waarvoor de leider in staat moet zijn om deze eigenschappen te bevorderen bij de mensen. Een voorbeeld van een motivatietheorie is de behoeftepiramide van Maslow. Deze theorie werd voorgesteld door Abraham Moslow in 1943. De theorie is gebaseerd op 5 lagen/behoeften die het gedrag van mensen bevordert. Om aan de volgende behoefte (een laag hoger) te voldoen, is het best dat aan de vorige behoefte is voldaan. Enkel op die manier zal je de finale behoefte kunnen bereiken. Fysiologische behoeften: behoefte om te slapen, eten, drinken, ademen Zekerheid/veiligheid: een dak boven je hoofd hebben, voldoende geld hebben Sociale acceptatie: familie/vrienden hebben, goed staan in de maatschappij, als je tot een bepaalde groep behoort, wil je wel nog anders zijn dan de andere leden van die groep Waardering, zelfvertrouwen en respect: respect voor jezelf en voor anderen, je wilt ‘iemand zijn’ en dat doe je met de middelen die je hebt, vb: je bent slim je studeert en werkt hard, sportief misschien wel topsporter… Zelfrealisatie: enkel als aan de 4 vorige behoeften voldaan is, kan je aan zelfrealisatie doen; je kan nu relaxen, creatief zijn etc. Deze theorie kan dus ook gebruikt worden door leiders. Volgens deze 5 stappen kunnen ze hun werknemers motiveren. Een duidelijke ‘missie’ en ‘visie’ … wat is het belang ervan voor een onderneming? Hoe komt het tot stand? (les 4) De missie en visie van een onderneming beschrijven behoren tot het ‘plannen’ van het managementproces. De visie geeft het toekomstbeeld en de passie van het bedrijf weer: hoe ziet het bedrijf zichzelf in de toekomst, wat is het doel, wat drijft het bedrijf om te doen wat ze bezig zijn… De missie vertelt wat de waarden en identiteit van het bedrijf is: wat voor een bedrijf is het, waar staat het bedrijf voor, wat zijn de waardes/normen, op welke manier gaat het bedrijf te werk, waarom bestaat het bedrijf… Op die manier heeft elk bedrijf een vision statement (= de droom van het bedrijf, kan vaag zijn) en een mission statement (= de roadmap om de droom/visie te bereiken). Zulke mission statements worden vaak opgesteld volgens bepaalde modellen, zoals het Ashridge mission model. Wat is het belang van ‘ondernemerschap’ voor onze maatschappij? Leg uit. (les 2) Ondernemers zijn erg belangrijk voor onze maatschappij. Het zijn mensen die organisaties/bedrijven/ondernemingen opstarten. Dit is vaak gelinkt aan nieuwe dingen. Innovatieve ideeën of nieuwe producten die ter beschikking gesteld worden aan de maatschappij. Op die manier gaat de maatschappij erop vooruit en wordt er steeds een stap gezet richting een (nog) betere toekomst. Wanneer mensen onderneming opstarten brengt die niet alleen innovatie met zich mee, maar ook werkmogelijkheden, nieuwe producten en diensten etc. Conclusie: ondernemerschap zorgt voor de ontplooiing van het individu, de ontwikkeling van de economie, cohesie in de samenleving en het creëren van werkgelegendheid. Bespreek kort het strategisch managementproces. (les 4) Het strategisch managementproces is een proces dat bestaat uit 6 stappen. Starting points: de missie, doelen en strategieën van het bedrijf bepalen External analysis: de omgeving analiseren, dit kan doormiddel van het DESTEP stappenplan, op die manier zal men alle factoren in rekening gebracht hebben: Demografie Economie Sociaal Technologie Ecologie Politiek Internal analysis: de middelen van de organisatie analyseren, hier gebeurt ook de financiële analyse van het bedrijf Stratigical analysis: nagaan wat de mogelijkheden/bedreigingen (positieven/negatieve trends), zwakke/sterke punten zijn van het bedrijf Stating the marketing strategy: een aanpak-strategie kiezen en formuleren, vervolgens de taken verdelen, de doelen opstellen etc Implementation plan: de opgestelde strategieën implementeren en de resultaten evalueren, men werkt best 4 dingen uit: de prijzen, het product, de plaats (ook online!) en de promoties Wat is een 'SWOT' analyse? Waarom gebruiken we deze in het ‘Strategisch Managementproces’? (les 4) SWOT is de afkorting voor “Strengths”, “Weaknesses”,”Opportunities” en “Threats”. In een SWOT-analyse koppel je de sterktes en zwaktes van een organisatie aan de kansen en bedreigingen in de markt. We gebruiken deze analyse in het strategisch managementproces omdat je op basis van deze analyse en goede marketingstrategie kan opstellen, wat een onderdeel is van het strategisch managementproces. De SWOT analyse is het kloppende hart van je strategisch marketingplan. Wat is het belang van 'Professionele groeperingen' en 'Vakbonden'? (les 3) Vakbonden beschermen de belangen van de werknemers. Meestal zijn het groeperingen die verbonden zijn aan een politieke strekking of partij: bijvoorbeeld het ACV is de vakbond van de CD&V, ACLV van de liberalen…. Wat de vakbonden zo machtig en krachtig maakt is dat zij een groot publiek en aanhang hebben. Ze hebben bovendien ook de juridische middelen om stakingen aan te vatten en zo de mogelijkheid om hele bedrijven plat te leggen. Professionele groepering die industrieën (sectoren) gaat groeperen en vertegenwoordigen (werkgevers) . Boerenbond landbouw, unizo de zelfstandigen… . Als er zaken beslist worden vanuit de overheid die het goed functioneren, belemmeren hindert, gaat de professionele groepering met de overheid praten om de belangen van de industrie te verdedigen. Bvb boerenbond over mestacties, bij schade onweer, max. hoeveelheid melk voor per koe… . Wat wordt precies bedoeld met een ‘organisatiestructuur’? Leg uit. (les 5) Organiseren is, naast leiden, controleren en plannen, een van de 4 belangrijke aspecten van het management proces. Organiseren houdt in dat men moet bepalen welke taken moeten worden uitgevoerd, wie ze moet uitvoeren, wie aan wie rapporteert (problemen, resultaten etc) en waar de beslissingen genomen worden. Hier bij kan men best gebruik maken van een organisatiestructuur. Een organisatiestructuur is een formele structuur op basis waarvan werktaken worden verdeeld, gegroepeerd en gecoördineerd. Het is de interne uitbouw waarin mensen en middelen worden afgestemd op de te bereiken ondernemingsdoelstellingen. Het is een instrument om de door het bedrijf gekozen strategie te kunnen realiseren. De organisatiestructuur moet voldoen aan 4 voorwaarden: Kostenvoorwaarde: een organisatie moet geld bezitten om de werknemers te kunnen betalen, middelen aan te kopen…. Bestuursvoorwaarde: een organisatie moet bestuurbaar zijn, er moet een baas zijn Sociale voorwaarde: er moeten lonen zijn en elke taak moet dezelfde loon hebben Flexibiliteitsvoorwaarde: als er mensen weggaan mag de organisatie niet failliet gaan Wat is de ‘Managerial Grid’ van Blake en Mouton? Bespreek kort. (les 6a) Een leiderschapsstijl is de manier waarop een leider zijn mensen in een bepaalde richting stuurt. Een leider beïnvloedt de houding, productiviteit en de motivatie van zijn medewerkers. De Managerial Grid is een leiderschapsstijlmodel dat ontwikkeld is door Robert Blake en Jane Mouton in 1964. Dit raster wordt weergegeven met een x-as en y-as. Op de x-as staat het ‘belang voor resultaten’ en op de y-as staat het ‘belang voor de mensen’. Door bepaalde waardes te geven aan iemand zijn leiderschapsstijl kan men achterhalen wat voor een soort leider die persoon is. Er zijn volgens dit model 5 soorten ‘hoofd’leiderschapsstijlen. Impoverished (= verarmd) style: Weinig aandacht aan zowel de mensen als de resultaten Enkel gebruiken indien je te maken heb met een zeer gemotiveerd en bekwaam team Als je deze stijl gebruikt, moet je hem grote voorzichtigheid gebruiken Produce or perish (= vergaan) style: Weinig aandacht aan de mensen, veel aandacht aan de resultaten De leider is eigenlijk enkel geïnteresseerd in de resultaten Best gebruiken in noodsituaties Middle-of-the-road (= gulden middenweg) style: Evenveel aandacht aan de mensen en de resultaten Enkel gebruiken wanneer men het team zelfstandig kan laten en de leider zelf zich zo kan bezighouden met andere prioriteiten Country club style: Veel aandacht voor de mensen, weinig aandacht voor de resultaten Het team zal zeer gelukkig zijn, maar niet productief Te gebruiken wanneer er risico’s zijn op burnouts Team style: Veel aandacht voor mensen en voor resultaten De productie en de benodigdheden voor de medewerkers overlappen elkaar Beste leiderschapsstijl Het doel is om succes te boeken op lange termijn ALTIJD gebruiken, tenzij een andere stijl beter zou aangepast zijn aan de situatie Voordelen: het helpt leiders om hun eigen leiderschapsstijl te bepalen, op basis van die stijl kunnen ze hun eigen ontwikkeling plannen in het ‘leider zijn’ en hun zwaktes verbeteren Nadelen: het is een erg simpel model, het focust enkel op de leider zelf en niet op andere factoren Er kunnen eigenlijk ook 2 stijlen toegevoegd worden: Oppurtunistic style: managers die hun zichzelf op de eerste plaats zetten Paternalistic style: stijl die varieert tussen Country Club style en Perish style De beste leiderschapsstijl bestaat echter niet. Dit is zeer afhankelijk van de kenmerken van de ondergeschikten, de manager en de omstandigheden waarin een bedrijf zich bevindt. In het Managementproces kan men 4 belangrijke activiteiten onderscheiden, die sterk doen denken aan de ‘Deming Circle’. Bespreek. (les 1) Het managementproces bestaat uit 4 basisconcepten: planning, organizing, leading and controlling Planning: doelstellingen vastleggen, strategieën uitwerken, plannen ontwikkelen om de activiteiten te coördineren Organizing: bepalen welke taken moeten uitgevoerd worden, wie ze moet uitvoeren, wie aan wie rapporteert en waar de beslissingen moeten genomen worden Leading: motiveren van werknemers, sturen van de activiteiten van anderen, het meest effectieve communicatiekanaal gebruiken en problemen oplossen Controlling: zorgen dat de organisatie blijft afstevenen op haar doelstellingen en eventueel bijsturen Dit kunnen we vergelijken met de Deming circle: plan = plannen, do = organiseren, check = controleren, act = leiden. Wat is een Gantt-diagram? Leg uit. (les 4) Een Gantt diagram is een wellicht de meest gebruikte tool om projecten te plannen. Het is uitgevonden dor Henry Gantt. Dit diagram heeft een x-as en een y-as. De x-as geeft de tijd weer, dit is dus de tijd die nodig is om bepaalde doelen te bereiken of bepaalde taken te voltooien. De y-as geeft de activiteiten en taken weer die uitgevoerd moeten worden. Het is belangrijk om op dit diagram mijlpalen aan te duiden met een verticale lijn. Op die manier weet men wanneer bepaalde taken afgerond moeten zijn of wanneer belangrijke beslissingen genomen moeten worden. Verder is het handig om een legende toe te voegen zodat alles helder en duidelijk is. Wat is een ‘Balance Sheet’ (Balans)? (les 7) Dit is een financieel overzicht van de middelen, de passiva en het eigen vermogen van een bedrijf op een zeker moment in de tijd. Het voorziet een basis voor de rekentarieven en de rendementen. Verder is dit een manier om de hoofdstructuur van een bedrijf te evalueren. Hierin staan de inkomsten en uitgaven beschreven en het kan dus altijd worden nagekeken wanneer dat gewenst is. De balans bestaat uit twee gedeelten die met elkaar in evenwicht zijn: de activa en de passiva; de term "balans" doelt op dit evenwicht. De activa worden, kort gezegd, gevormd door de bezittingen, zoals geldtegoeden, gebouwen, goederen, e.d., en de passiva bestaan uit het eigen vermogen en het vreemd vermogen (geleend geld, schulden), dus de middelen waarmee de activa gefinancierd zijn. Samenvatting: een financieel overzicht dat een momentopname weergeeft van wat een bedrijf bezit en verschuldigd is en het bedrag dat geïnvesteerd wordt door aandeelhouders. Het bestaat dus uit 3 delen: Assets (= middelen) Liabilities (= passiva) Equity (= vermogen). A = L + E Leg uit ‘Cash Flow’. (les 7) Cash flow (= geldstroom) is het netto bedrag van contant geld (cash) en contant equivalent dat ontvangen en uitgegeven wordt door een bedrijf. Er zijn 3 verschillende soorten: Operational cash flows: contant geld dat ontvangen wordt of uitgegeven wordt als resultaat van de activiteiten van een bedrijf Investment cash flows: contant geld dat gespendeerd wordt door investeringen Financing cash flows: contant geld dat ontvangen wordt via schulden of uitbetaald wordt als schuldaflossing De netto cash flow is het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven gedurende een bepaalde periode of voor een bepaald project. Als de uitgaven de ontvangsten overtreffen, spreken we van een negatieve cash flow. Wanneer de ontvangsten groter zijn dan de uitgaven, spreken we van een positieve cash flow. ‘Cash flow crunch’ (cash flow stopt) kan leiden tot het failliet gaan van een bedrijf. Dit wil dus zeggen dat het correct managen van de cash flow enorm belangrijk is voor bedrijven. Wat is een ‘Business Plan’? Wat is het belang ervan? (les 4) Een business plan (ondernemingsplan) is een strategisch plan dat inzicht geeft in de haalbaarheid van een idee. Het bevat o.a. de doelstellingen van een onderneming en de strategieën om die binnen een bepaalde termijn te behalen. Een business plan is erg belangrijk voor een bedrijf: Voorkomen dat je failliet zou gaan Voorkomen dat je niks opstart dat niet rendabel zou zijn Professionalisme uiten De aansprakelijkheid van de oprichter verdedigen Een business plan is opgebouwd uit 6 onderdelen: Competitor analysis = analyse van de concurrenten: Beschrijft de concurrenten van het bedrijf en de sterktes en zwaktes ervan Geeft een overzichtelijke onderverdeling van de concurrenten Geeft concurrentievoordeel weer: de barrières van het bedrijf tegen de concurrenten Executive summary = managementsamenvatting: Beknopte samenvatting van het bedrijf: duidelijk, geen verwarring, simpel Beschrijving van de marktomvang en de marktbehoefte: zowel grote als groeiende markten, bewijs heldere en overtuigende behoefte, voeg geloofwaardige bronnen toe over marktinfo Discussie over hoe het bedrijf uniek is gekwalificeerd: bewijs onfair concurrentievoordeel Vorm en lengte: 2-4 pagina’s, essentie weergeven, volgende paragrafen: competitor analysis, competition, marketing plan, financial plan, management team Industry analysis: Bewijs de marktbehoefte, toon de substantiële marktgrootte aan, verwijs naar industry-trends die de bedrijfsstrategie aanmoedigen Relevante marktomvang = omzet van het bedrijf als het 100% van zijn specifieke ‘niche’ van de markt zou veroveren Doel: elk feit, elke figuur en projectie moet de vooruitzichten op succes van het bedrijf aanmoedigen, MAAR de weergave moet nog steeds geloofwaardig en verifieerbaar zijn! Bronnen: gebruik minstens 2 verschillende bronnen en maak gebruik van een onafhankelijke research Zorg dat ALLE markten, die als concurrentie voor het bedrijf gezien worden, in het dossier zitten Management plan: Doel: bewijs waarom het management gekwalificeerd is om toe te passen op het business model Voeg biografieën toe van de werknemers (vroegere posities, successen, achtergrond) Definieer helder de rollen en hoofdkarakteristieken van toekomstige aanwervingen Leg uit hoe adviseurs impact hebben op het bedrijf Bewijs aan investeerders dat het bedrijf over het nodige talent beschikt om succes te boeken Marketing plan: Doel: aantonen hoe het bedrijf een rol zal spelen op de markt Methode: PPPP Product (en services): detailleer al de voorzieningen, functies en middelen; voeg ook actuele en toekomstige producten toe Promotions (vb. advertenties, solden…): licht toe welke promoties gebruikt zullen worden en hoe ze gebruikt zullen worden (wees specifiek!) Price: licht de prijzen toe van de producten en services van het bedrijf, formuleer grondgedachten voor het (be)prijzen Place (distribution): leg uit hoe producten en services geleverd zullen worden (belangrijk voor fel groeiende bedrijven!), licht de klantbinding toe, licht partnerschappen gedetailleerd toe Operations plan: Doel: presenteer het actieplan van het bedrijf voor zijn visie naar voren te brengen Licht dus dagelijkse processen toe (korte-termijn processen): licht systemen toe die de klant voorzien van producten en services Concept vs. Reality: investeerders investeren in realiteit (= bewijzen dat het management team het concept het best kan uitvoeren), het operation plan geeft dit weer! Business milestones: lijst hoofdmijlpalen op en lijst ook de data op wanneer ze moeten bereikt worden (agressief, maar wel geloofwaardig en haalbaar!) Leg uit ‘Leasing’. Wat is het voordeel ervan voor een bedrijf? (les 7) Leasing of lease is een legaal contract dat de voorwaarden beschrijft waarmee een partij/onderneming mee instemt om het eigendom te huren dat de andere partij bezit. Het is dus een overeenkomst tussen 3 partijen: Lessor (= verhuurder): de partij die het eigendom bezit Lessee (= huurder): de partij die het eigendom kan gebruiken indien men de voorwaarden van de overeenkomst accepteert, de lessee moet ‘huur’ betalen om het eigendom te mogen ‘bezitten’. Leverancier Als het contract door de lessor en de lessee getekend is, mag de lessee officieel gebruik maken van het eigendom. Belangrijke zaken die zeker in het contract moeten voorkomen: Hoeveelheid en wat er gehuurd wort De lengte/tijdsperiode van de huur De boetes en vergoedingen De onderhoudsverplichtingen De verzekeringen De contracten tussen de lessee en de lessor kunnen ook verbroken worden. Dit brengt gevolgen met zich mee die afhangen van de omstandigheden waarin het contract verbroken werd. Bv. Wanneer de lessee zonder onderhandeling het huurcontract verbreekt kan dit leiden tot een burgerlijke rechtszaak. Uitgebreide uitleg Leasing is een financieringsvorm waarbij een leasingmaatschappij bv een bedrijfswagen aankoopt en ter beschikking stelt voor je onderneming. De leasingmaatschappij blijft dan de eigenaar van de bedrijfswagen. De onderneming is de economische eigenaar, de onderneming betaalt en heeft het recht om de wagen te gebruiken. Leasing brengt verschillende voordelen met zich mee: Zware investeringen vermijden: de leasenemer (een onderneming) wenst het gebruik van een bepaald goed te verwerven, zonder zware investeringen te doen. Je hebt meer eigen middelen ter beschikking door niet zelf de aankoop te moeten doen. Zo kan je investeren in andere zaken. Bedrijfsmiddelen (kapitaal) vrijmaken: de leasenemer wenst kapitaal in bedrijfsmiddelen vastgelegd vrij te maken, bvb. een duur productiemachine verkopen en in de plaats de machine leasen. Hierdoor kan je het geld van de verkoop voor andere doeleinden gebruiken. Vermijden risico's: bepaalde risico's betreffende het gebruik van bvb. een machine kunnen worden afgewenteld op de leasegever. Gaat er iets kapot of krijg je problemen door slijtage? Dan is de leasegever verantwoordelijk voor een snelle oplossing. Minder administratie: de leasinggever koopt de wagen aan. De administratie van de aankoop, zoals de betaling van voorschotten, doet de leasingmaatschappij. Leasing kan belastingvoordeel opleveren. Leg uit ‘Break-Even Point’. (Er kan ook een voorbeeld gevraagd worden) De ‘Break-Even Point’ (= rentabiliteitsdrempel) wordt ook wel kritisch punt of dood punt genoemd. Dit is voor een bedrijf het punt waarbij de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale kosten en de winst dus nul is. Het is dus het eerste moment waarop het bedrijf geen verlies maakt. Enerzijds kunnen we dit punt in termen van afzet (= hoeveelheid verkocht product) bekijken. Anderzijds kunnen we dit punt in termen van omzet bekijken (= verkoopprijs x hoeveelheid verkocht product), het wordt dan kritische omzet/doodpuntomzet genoemd. Eén van de beheersprocessen is ‘Controlling’. Wat wil je controleren? Waarom is het belangrijk? (les 6) Controleren is het deel van het managementproces dat als doel heeft om te zorgen dat de werkelijke activiteiten overeenkomen met de geplande activiteiten. De controle helpt managers om de effectiviteit van hun planning, het organiseren en het leidinggeven te bewaken. Men kan hiervoor een controleproces hanteren. Bepalen of de resultaten aan de norm voldoen: de gemeten resultaten vergelijken met vastliggende/vooropgestelde doelen/normen Bijsturen: wanneer de resultaten niet voldoen aan de normen is ingrijpen in een van de operationele activiteiten noodzakelijk Kritieke prestatie-indicatoren (ook wel kritische in plaats van kritieke), afgekort KPI's, zijn variabelen om prestaties van ondernemingen te analyseren. KPI’s worden gebruikt om te peilen naar het succes van een bepaalde actie of campagne van een bedrijf. Men kan de successen van een bedrijf in het algemeen en op een objectieve manier meten. In het Engels worden deze aangeduid als Key Performance Indicators. Welke verschillende soorten ‘ontwikkelingen’ hebben een belangrijke invloed op een organisatie? Bespreek. (les 3) Trends en ontwikkelingen zijn zaken die ontstaan en eigenlijk de richting bepalen die de bedrijven gaan aannemen en waarop bedrijven zich gaan focussen. Op die manier kunnen ze zoveel mogelijk voldoen aan de wensen van de klant. Er zijn 4 soorten ontwikkeling/tendensen die een belangrijke invloed kunnen uitoefenen op een bedrijf of op een organisatie: Technologische ontwikkelingen: Nieuwe dingen worden uitgevonden, concurrenten komen met nieuwe producten… De organisatie kan niet anders dan zich mee aanpassen. Bv: elektrische wagens, plooibare schermen… Maatschappelijke ontwikkelingen: Mensen beginnen anders te denken over een bepaald product of gedrag. Veel klanten willen tegenwoordig bijvoorbeeld geen product meer kopen dat slecht is voor het milieu of dat getest is op dieren. Bv: coronavirus, klimaatverandering, bio/fairtrade… Economische ontwikkelingen: Als een land meer koopkracht heeft kunnen ze meer of duurdere producten kopen. In rijkere/armere gebieden zal de prijs van hetzelfde product niet hetzelfde zijn. Bv: McDonalds eurodeals kosten niet overal ter wereld precies één euro, dit is een gevolg van de economie in een land, maar ook van de munteenheid; Europese Unie… Politieke ontwikkelingen: op vlak van politiek verandert er ook erg veel. Er kunnen beslissingen gemaakt worden waardoor bedrijven van de ene dag op de andere hun werking helemaal moeten veranderen. Bv :door Brexit is het moeilijker en duurder op producten te verkopen aan mensen uit Engeland. Huawei mag hun producten niet meer verkopen in de USA. Aliexpress is goedkoop door bepaalde wetten in China etc. Leg ‘afschrijving’ uit. Waarom is het zo belangrijk? (les 7) Afschrijven is de boekhoudkundige waardevermindering op een bedrijfsmiddel. Een bedrijfsmiddel is iets wat je gekocht hebt om zelf te gaan gebruiken en niet om dit door te verkopen aan je klant. Je gebruikt dit bedrijfsmiddel om producten te maken of je diensten te verlenen. Bij bedrijfsmiddelen moet je denken aan computers, machines, transportmiddelen, gereedschappen, kantoormeubelen en dergelijke. Maar ook bijvoorbeeld reclame of vergunningen zijn bedrijfsmiddelen. Bedrijfsmiddelen kunnen/moeten worden afgeschreven. Dit betekent dat de kosten van het bedrijfsmiddel niet in één jaar van de winst afgetrokken mogen worden, maar dit wordt verspreid over het aantal jaar dat een bedrijfsmiddel wordt gebruikt. Hoe kunnen banken invloed uitoefenen op het functioneren van een organisatie? Wat is er zo bijzonder aan de Triodos Bank? (les 3) Banken zijn belangrijke stakeholders voor bedrijven. Zij kunnen zorgen voor kapitaal voor het bedrijf. De Triodos Bank is een duurzame bank. Dit wil zeggen dat ze geld aan een hele lage intrestvoet gaan lenen aan bedrijven die investeren in een duurzame ontwikkeling/project. Ze lenen geen geld aan bedrijven die investeren in dieselmotoren maar wel als die bedrijven een nieuwe fabriek willen bouwen die klimaatneutraal is. Door die lage intrestvoet die je krijgt van Triodos bank als je duurzaam investeert, zet de bank bedrijven aan het denken over de duurzaamheid van hun bedrijf of duwt het ze zelfs soms in die richting. Extra: Bekijk eens de website van triodos bank ‘Managers’ en ‘Leiders’. Wat is het verschil? (les 6a) Een leider is iemand die in staat is invloed uit te oefenen op anderen of mensen in een bepaalde richting kan drijven. Deze karaktereigenschappen zijn typisch voor een leider: Gedrevenheid Verlangen om leiding te geven Eerlijkheid en integriteit Zelfvertrouwen Intelligentie Relevante kennis Extraversie (= sociaal, avontuurlijk en spraakzaam gedrag) (onderstaande tabel is gebaseerd op een boek van Max Landsberg, gevonden op internet) Leider Manager Doet de dingen goed Doet de goede dingen Concentreert zich op het heden Concentreert zich op de toekomst Streeft naar ordening Houdt van verandering Beperkt risico’s Neemt risico’s Laat zich meer leiden door rede dan door gevoelens Laat zich leiden door zowel rede als door gevoelens Het takenpakket van een leider en een manager is ook vaak erg verschillend. Leider Manager Teamspirit bevorderen Opdrachten en taken uitdelen De medewerkers motiveren en aandacht schenken aan hun persoonlijke doelstellingen Controle uitvoeren om na te gaan of de taken naar behoren worden uitgevoerd Hulp verstrekken bij de uitvoering Bijsturen indien nodig, zodat de ondernemingsdoelstellingen behaald worden Bijsturen indien nodig, zodat de ondernemingsdoelstellingen behaald worden Wat is 'inflatie'? Leg het belang ervan uit. (les 7) Inflatie is de waardevermindering van geld door het als maar stijgen van de prijzen op producten. =Het dalen van de koopkracht Inflatie of geldontwaarding is een stijging van het algemene prijspeil in een economie. In een markteconomie kunnen de prijzen van goederen/diensten altijd veranderen. De prijzen van sommige goederen/diensten zullen stijgen, voor andere goederen/diensten zullen de prijzen dalen. De inflatie wordt doorgaans berekend als de prijsstijging van een 'mandje' van gangbare consumptieartikelen over de periode van een jaar, uitgedrukt als een percentage. Men spreekt van inflatie bij een brede stijging van de prijzen van goederen/diensten, en dus niet wanneer alleen maar afzonderlijke producten in prijs stijgen. Door inflatie kun je dus voor 100 euro minder kopen dan pakweg een jaar ervoor met diezelfde 100 euro. Inflatie zorgt dus voor een bepaalde daling van de koopkracht (tenzij er natuurlijk tegenmaatregelen genomen worden, zoals bijvoorbeeld stijgende lonen). Historisch gezien is inflatie altijd gekoppeld geweest aan externe schokken: politieke crisis, revolutie, oorlog, ingrijpende gebeurtenissen, … Na afloop van dergelijke schokken herstelde het prijspeil gewoonlijk, dat daardoor eeuwenlang rond hetzelfde niveau schommelde. Pas sinds de tweede helft van de 20ste eeuw kent de westerse wereld een niet-tijdelijke inflatie. Hoewel over de oorzaken van deze inflatie onder economen verschillend wordt gedacht, wordt vrij algemeen aangenomen dat er een zeker verband bestaat tussen de ontwikkeling van de maatschappelijke geldhoeveelheid en inflatie: inflatie wordt vermoedelijk veroorzaakt door de relatieve toename van de hoeveelheid geld ten opzichte van de aanwezige economische productie. Wanneer de maatschappelijke geldhoeveelheid toeneemt en er geen hogere productie van het land tegenover staat, zal het gemiddeld prijspeil door de toegenomen vraag naar goederen stijgen. Er staat namelijk geen extra productie tegenover. Inflatie kan ook worden veroorzaakt door doorberekening van gestegen productiekosten, gestegen importprijzen en hogere belastingtarieven. Het (monetaire) beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) en andere centrale banken richt zich op het handhaven van prijsstabiliteit, dus het beperken van de inflatie. Wat wordt bedoeld met 'situationeel leiderschap'? Koppel het aan een theorie die we hebben besproken. (les 6a) Volgens de theorie van Hersey & Blanchard bestaan er vier basisstijlen van leiderschap. Deze worden gekarakteriseerd door de mate van taakgerichtheid en persoonsgerichtheid van een leider. Het model stelt dat de meest effectieve leiderschapsstijl situatie-afhankelijk is. Dit ontwikkelingsgraad/volwassenheid van de werknemer of volger is hierbij cruciaal. Leiden: Leider moet medewerkers nog veel aansturen. Dit komt bvb door onervarenheid van de medewerkers. Men spreekt ook wel van taakgericht leiderschap met weinig tot geen aandacht voor de menselijke relaties en ondersteuning. Begeleiden: In Engels selling want leider moet als het ware de taken aan zijn medewerkers verkopen en ze ervan overtuigen dat ze het kunnen. Medewerkers nog niet volledig taakvolwassen. (door bvb vernieuwing, herstructurering bedrijf…). Steunen: In dit geval zijn de medewerkers wel in staat om zelf beslissingen en dergelijke te nemen maar hebben ze wel de ondersteuning van de leider nodig. Door bijvoorbeeld een fout onzeker. Delegeren: medewerkers perfect in staat om zelfstandig te werken en beslissingen te nemen. Eerste 2 vanuit controle van managementproces, laatste 2 vanuit vertrouwen van management. Wat is het belang van ‘Afschrijvingen’ in functie van de ‘Cash flow’? Leg uit. (les 7) Cashflow noemen we ook wel kasstroom. Cashflow is het verschil in geld dat je ontvangt en geld dat je uitgeeft in een bepaalde periode (bijvoorbeeld het huidige jaar). Cashflow staat los van je winst en verlies. Je kunt bijvoorbeeld meer geld ontvangen dan uitgeven. Je hebt dan een positieve cashflow, terwijl je volgens de winst- en verliesrekening verlies kan maken. Dit kan te maken hebben met bijvoorbeeld afschrijvingen, of omdat er nog veel facturen niet betaald zijn door je klanten. Het management streeft naar hoge 'efficiëntie' en hoge 'effectiviteit'. Leg uit (les 1) Management = het proces van ‘iets gedaan te krijgen’, op een effectieve en efficiënte manier, door en met andere mensen. Efficiënt: men moet de dingen juist doen; optimaal gebruik maken van mensen en middelen; het verwijst naar de relatie tussen de input en output; het streven naar minimale kosten Effectief: men moet de juiste dingen doen; doelen die gesteld werden, worden ook bereikt Wat is een ‘plan’? Wat zijn de cruciale dingen/elementen in een plan? (les 4) Het plan bevat een gedetailleerd actieprogramma over: de te verrichten activiteiten de start- en einddatum de verantwoordelijke afdelingen en medewerkers de noodzakelijke hulpmiddelen Welke verschillende soorten ‘Ontwikkelingen’ hebben een belangrijke invloed op een organisatie? Bespreken. (les 3) Dit is hetzelfde als vraag 37, ik zal dit hier even zetten zodat de vraagnummers juist blijven. Bespreek kort de PLC (Productlevenscyclus). (les 7) De productlevenscyclus is een relatieve groei en daling in verkoop en winst van een product. Dit is een versimpeling en in de realiteit hangt de verkoop af van hoe nuttig het is, prijs, doelpubliek etc. Het verloopt in 5 of 6 fasen: Embryonale fase: de ontwikkelingsfase, het product wordt uitgevonden. Consumentenrisico: risico dat het product niet zal aanslaan. Technologisch risico: risico dat het product al verouderd is tegen dat het op de markt komt, het proces moet dus snel gaan. Concurrentierisico: risico dat de concurrent een gelijkaardig, maar beter/goedkoper product maakt. Verlies: Het product is nog niet te koop, maar er zijn wel al ontwerp- en productiekosten. Introductiefase: het product komt net op de markt, het wordt weinig verkocht aan. De eerste klanten zijn ‘avonturiers’. In deze fase is de prijs vaak hoog als er nog geen concurrenten zijn. Verlies: Het product brengt al een beetje op, maar de verkoopkosten (bv reclame) zijn hoger. Vroege groei: De verkoop groeit steeds sneller. Het product is bekender. Concurrenten zien het product en beginnen het na te maken. Winst: winst stijgt mee met verkoop Late groei: De verkoop groeit nog steeds, maar de groei vertraagt. Winst: Is hier op een maximum. Maturiteit: De verkoop blijft constant. Deze fase kan heel lang duren (bv bier) of heel kort (bv smartphones). Tegen het einde van de maturiteit begint de verkoop te dalen. Winst: Begint te dalen omdat het product hier vaak tegen korting verkocht wordt. Verval: Verkoop neemt af, vaak omdat het product vervangen is door iets nieuwer en beter. Winst/verlies: Hangt af van hoe snel de verkoop daalt en hoeveel onverkochte producten er zijn. In ieder geval daalt de winst. Voor een bedrijf is het ideaal om op elk moment een product in elke fase te hebben. Wanneer de verkoop van één product afneemt, groeit dat van een ander. Hoe verhouden verkoopprijs, totale kostprijs, industriële kostprijs en evenredige kostprijs zich tot elkaar? (les 7) Verkoopprijs: prijs die de klant betaalt. Totale kostprijs: de som van alle kosten die je betaalt om het bedrijf te laten draaien. Industriële (standaard)kostprijs: de som van de kosten van grondstoffen, lonen/arbeidsuren en productiekosten die rechtstreeks toe te wijzen zijn aan dat product. Als je deze industriële kostprijs aftrekt van de verkoopprijs krijg je de exploitatiewinst, dat gebruik je om algemene kosten (verkoopskosten) mee te betalen en de rest is winst. Evenredige (standaard)kostprijs: De som van enkel de kosten van de grondstoffen en de lonen/arbeidskosten. We spreken over historische kostprijzen en standaardkostprijzen. Wat is het verschil tussen deze kostprijzen? (les 7) Standaardkostprijzen zijn gebaseerd op ‘provisio